6+ - Na de schitterend vertaalde
bundel Russische kindergedichten Bij mij
op de maan (2016) en zijn verrassende debuut Jij met mij (2017) waren de verwachtingen hoog gespannen. Met zijn
tweede dichtbundel Wit als een wat
lost Robert-Jan Henkes die verwachtingen jammer genoeg niet (helemaal) in.
Net als in Jij met mij sluiten veel gedichten aan
bij de traditie van de Russische nonsensdichters. Dat beïnvloedt op de eerste
plaats de keuze van de onderwerpen, die vaak vernieuwend zijn binnen de
Nederlandstalige kinderpoëzie. Henkes dicht over een zelfbouwpakket van
letters, zeurende raven, een superkat, een meester die het ook allemaal niet
meer weet, een paddenconferentie, een vragenuur vol absurde vragen en
richtlijnen ‘om iemand verliefd en onverliefd op je te laten worden’. Bekendere
onderwerpen benadert hij op een originele manier. In ‘Onderbroken sprookje’
bijvoorbeeld probeert iemand een sprookje te vertellen, waarbij hij voortdurend
in de rede wordt gevallen. ‘Kat de Redder, Super-Kat’ verrast door de speelse
ironie, waarbij de lezer steeds meer beseft dat de ‘reddingen’ van de kat er
helemaal geen zijn. ‘Morgen ben ik jarig’ verwoordt door ritmische herhalingen
krachtig het ongeduld van het kind de nacht voor zijn verjaardag. Door de
woorden te schikken in trapjes en treden, te herschikken of aan elkaar te
lijmen, krijgen de zinnen in ‘Komt dat zien’ steeds meer vaart en groeit het
gedicht uit tot een tongtreiteraar met knotsgekke versregels als:
‘Een zeebeerijsmees
die trommelliedjes springt,
Een koolinkthondvis die
handstandtouwtje zingt’.
Henkes laat in wel meer gedichten zien dat hij met taal een
origineel spel kan spelen. In ‘Paddenconferentie’ goochelt de dichter met de
verschillende pad(d)en, van oorlogspad over hazenpad tot levenspad en
schildpad. In ‘Als het ’s avonds donker wordt’ roept hij met klank en ritme een
steeds beklemmender wordende sfeer op. ‘Hele rare lamp’ is ook een heel raar
gedicht door herhaling en ongewone splitsing in lettergrepen: Het is een hé/
Het is een hé/ Het is een hé/ Le rare lamp’. ‘Liedje voor het nog niet naar bed
willen’ beklijft door de verrassende combinaties in de opsomming:
‘Ik wil alles, ik wil
niks,
Ik wil ikseriksefliks,
Ik wil van en ik wil
voor,
Ik wil tussen, ik wil
door,
Ik wil de en ik wil het,
MAAR IK WIL NOG NIET
NAAR BED!’
Zo
speels en verrassend als Henkes met taal omspringt in veel van zijn gedichten,
zo stuntelig en voorspelbaar doet hij dat in andere. In nogal wat gedichten
loopt het ritme mank. Dan begint zo’n gedicht metrisch, maar struikel je plots
over een afwijking zonder dat daar een reden voor is. Veel strofen worden ook
ontsierd door flauwe of gezochte rijmen. Ten slotte is een aantal gedichten te
lang, te ‘babbelend’ of te vertellend. Dat valt vooral op in de
bladzijdenlange, verhalende gedichten op rijm die nogal eens ontsporen in flauw
gerijmel als in het volgende fragment:
‘Jawel,
jawel hoor, luister goed:
want over straat daar komt een meisje,
Een meisje en zij eet een ijsje,
Een ijsje en haar
naam is Lijsje,
Lijsje, Liezelijsje heet het meisje’.
Ten slotte nog een
woord over de vormgeving. Het contrast met het kleurrijke prentenboek Jij met mij kan nauwelijks groter. Wit als een wat oogt flets, de bundel
ziet eruit als een goedkope roman, met een slappe kaft in wit, zwart en blauw.
De zwart-witillustraties binnenin beelden te vaak gewoon uit wat er in de
gedichten staat, al slaagt Charles Michels er af en toe toch in om de
absurditeit van de gedichten op een originele manier te verbeelden zoals in
‘Paddenconferentie’.
Hopelijk is Henkes in een volgende bundel kieskeuriger en kritischer voor
zichzelf en krijgen zijn beste gedichten daarin ook de stijlvolle vormgeving
die originele kinderpoëzie verdient.
Robbert-Jan Henkes, Charles
Michels: Wit als een wat, Querido, Amsterdam 2018, 157 p. : ill. ISBN 9789021414447. Distributie L&M Books
© 2023 | MappaLibri