Liefhebbers hebben
lang moeten wachten op een nieuwe bundel van Paul Demets, maar nu ligt een
bijzonder ingenieus geconstrueerde bundel voor.
De titel De klaverknoop is niet zo eenduidig. Men kan denken aan de natuur
of aan een klavertje-drie, maar in feite gaat de bundel vooral over de manier
waarop het menselijke bestaan ‘verknoopt’ is met het bestaan van anderen. In
die zin is het geen toeval dat de afdelingen voorzien zijn van Franse citaten
uit het werk van de psychoanalyticus Jacques Lacan en de filosoof Gilles
Deleuze.
Deleuze heeft het over de
rizomatische netwerken die ons bestaan en onze samenleving beheersen. Lacan
spreekt dan weer over de ‘knoop’, een begrip dat hij ontleend heeft aan de
wiskundige topologie, om er de problematiek van de menselijke psyche mee te
verbinden. Die verknoping biedt ons de garantie dat wij niet dreigen te
verdwijnen achter een ontzaglijke leegte: onze subjectiviteit en onze naam,
onze identiteit, onze functie in de netwerken van familie en gemeenschap dragen
ertoe bij dat wij ons min of meer thuis voelen in een wereld die op zich
chaotisch en onherbergzaam lijkt. Daartegenover staat echter weer dat alle
denkbare identificaties ons ook weer beknotten, vastleggen en reduceren.
Dat zijn de kwesties
die in De klaverknoop op een
ingenieuze poëtische manier aan de orde worden gesteld. Demets doet daarbij
niet enkel een beroep op zijn persoonlijke ervaring en de ingewikkelde
theorieën die hij beheerst, maar ook en zelfs vooral op de mechanismen van de
taal zelf. Zijn gedichten wemelen van de associaties en de beeldspraak, alsof
de dichter ons erop attent wil maken dat wij de werkelijkheid enkel via het
medium van taal en symbolen kunnen vatten. Daarmee sluit de dichter doelbewust
aan bij een lange modernistische traditie in de internationale literatuur. Het
hermetisme dat daarvan het gevolg is, mag dan ook niet begrepen worden als een
pronken met ingewikkelde woorden. Het reflecteert integendeel de afstand die
een mens altijd blijft hebben: de taal brengt emoties onder woorden, maar houdt
die tegelijk ook in zeker opzicht tegen.
Concreet brengt dit met zich mee
dat Demets in deze bundel bijzonder veel aandacht heeft besteed aan de vorm en
de structuur. Elk gedicht is tot in de kleinste details gepolijst – met
inbegrip van de dissonanties en de springerige beelden --, en de afzonderlijke
teksten zijn bij elkaar gebracht in een aantal samenhangende reeksen.
Daarenboven wordt elke afdeling afgesloten met een fragment van een gedicht dat
als een soort van leidraad voor het geheel figureert: in dat overkoepelende vers
ziet het lyrische ik zichzelf als een soort van rups en pop die transformeert
tot een vlinder. Het is een geslaagd beeld voor de manier waarop wij onszelf
graag zien als in ontwikkeling maar ook voortdurend in transformatie. In de
gedichten zelf vervellen de personages ook frequent van identiteit, iets wat
zich uit in de twee grote delen waaruit De
klaverknoop bestaat: die kregen anagrammatisch respectievelijk de titels
‘Monade’ en ‘Nomade’ mee.
In de eerste afdelingen komt de afkomst en de
voorgeschiedenis aan bod. Die wordt geconcretiseerd in de figuren van de moeder
en de vader, maar evenzeer in de agrarische omgeving die mee het ‘thuis’ van de
dichter heeft vormgegeven. Ook nu weer gaat het vooral om verknopingen van
levens. De reeks over de moeder heet niet toevallig ‘Moedervlek’: haar
aanwezigheid heeft duidelijk sporen nagelaten. De moeder wordt relatief
onbepaald en vaag beschreven, maar ze wordt er niet minder dominant om: man en
zoon worden als het ware door haar handelingen en bevelen gedefinieerd. De
harde metaforen dragen bij tot die indruk van dominantie en strengheid. De
vader wordt dan weer vooral opgeroepen in zijn ouderdom, als een schim van wat
hij vroeger moet zijn geweest. Geweld is in dat gesloten milieu niet ver weg, al
is het duidelijk hoe het standpunt van de ik-figuur de werkelijkheid doorlopend
vertekent tot groteske proporties.
Gaandeweg wordt dan de lyriek persoonlijker, al blijft de
toon bij momenten ongemeen hard en ontluisterend. De ik wordt minnaar en vader,
maar hoe dan ook blijven de spoken uit het verleden doorwerken: vader en zoon
versmelten gedeeltelijk, en ook de geliefde verknoopt met de moederfiguur
(doordat ze zelf moeder wordt). In het tweede deel van de bundel wordt die
levensreis letterlijk voortgezet. Enerzijds gaat het ik op reis, anderzijds
lijkt het alsof de eigen heimat overspoeld wordt door vreemde reizigers. In
beide gevallen zorgt de verknoping van ‘eigen’ en ‘vreemd’ voor een gevoel van
herkenning en vervreemding. De conclusie van deze sterke bundel is dan ook
ondubbelzinnig: het vreemde huist in ieder van ons, en het is onze onmogelijke
opdracht daarmee te leren omgaan.
Paul Demets: De
klaverknoop, De Bezige Bij, Amsterdam 2018, 74 p. ISBN 9789403123301.
Distributie Standaard Uitgeverij
© 2024 | MappaLibri