Bernard Dewulf is een schrijver van de
miniatuur. Of hij nu essays schrijft voor de krant of gedichten, telkens is een
tekst van hem ‘af’. Stilistisch is hij een meester in het spaarzame maar
tegelijk precieze woord, in de afgemeten zin, in de meeslepende pointe. Tegelijk
is hij begaan met zijn lezers. Hij neemt hen mee in zijn denkwereld, in zijn
zoektocht naar betekenissen van wat er in het leven en de kunst zoal omgaat.
Al die
kwaliteiten zijn opnieuw overvloedig terug te vinden in de jongste dichtbundel,
Naar het gras. De publicatie daarvan
komt enigszins als een verrassing want het jongste decennium schreef Dewulf
hoofdzakelijk columns en essayistische beschouwingen over beeldende kunst.
Poëzie, zo lijkt het, ontstaat altijd in de marge daarvan, als een
restcategorie. Net dat bestaan in de marge maakt zijn gedichten echter extra
intens, want doorgaans zijn ook zij beschouwend van toon. Dewulf vertrekt
weliswaar van de observatie of de anekdote, maar in feite vormen die voor hem
het vertrekpunt voor een proces van overpeinzing en verwondering waaraan hij de
lezer deelachtig maakt. In het openingsgedicht gaat hij daarom schuil achter de
‘slapeloze’, die onophoudelijk indrukken verzamelt.
De bundel bevat een aantal
thematisch samenhangende reeksen, waarin Dewulf als het ware een stand van
zaken opmaakt. Aan de ene kant is er de blik vooruit naar de toekomst, die al
preludeert op de ouderdom en de dood. Dat perspectief wordt evenwel met een
ongewone mildheid opgeroepen, als onvermijdelijk maar ook als een volgend
stadium in het bestaan. Aan de andere kant wordt er in deze bundel veel
teruggeblikt en omgekeken, maar ook die herinneringen zijn niet enkel
nostalgisch en vol heimwee. De dichter is er immers van overtuigd dat de vorige
generaties in hem voortbestaan: de zoon is ondertussen vader geworden, en die
samenhang tussen de generaties wekt verwantschap en vertrouwen. Op die manier
krijgt de werkelijkheid van het heden wel een onvermoede diepgang. Het
dichterlijke ik heeft zich gaandeweg verdiept in het leren ‘kijken’, iets wat
nauw aansluit bij de prachtige essays van Dewulf over beeldende kunst. Stilistisch
resulteert dit in prachtige beelden, tegelijk sober en intens. De dichter heeft
geen grootspraak of pathos nodig om zijn schitterende poëzie te kruiden,
daartoe volstaan eenvoudige zinnen, een uiterst precieze verwoording, de stilte
tussen afzonderlijke uitspraken, en vooral efficiënte herhalingen. Dewulf is
immers een meester in de variatie en de herhaling.
Thematisch zijn veel gedichten
gebaseerd op het mechanisme van de vertraging. Naarmate de dichter ouder wordt
lijkt er – behalve het besef van de voortschrijdende tijd – ruimte vrij te
komen voor een ‘tragere’ en meer bewuste beleving van de werkelijkheid. Die
aandacht roept vragen op voor de mysteries van het alledaagse maar zorgt ook
voor een grote affiniteit met wat in de beeldende kunsten gebeurt. Het is in
die zin geen toeval dat veel van de hier opgenomen verzen hun inspiratie in
voorstellingen van kunstenaars hebben gevonden. Ook dan beperkt Dewulf zich
evenwel niet tot een soort van realistische weergave, maar gebruikt hij die visuele
prikkels om tot een diepere vraagstelling te komen. Dat haast perfecte
evenwicht tussen realiteit en wat daarbuiten valt (het sublieme, het oneindige,
de stilstand of gewoon de vraag) maakt van het lezen en herlezen van deze
bundel een bijzonder, waardevol genot.
Bernard Dewulf: Naar het gras,
Atlas/Contact, Amsterdam 2018, 63 p. ISBN 9789025453367. Distributie VBK België
© 2024 | MappaLibri