Veel te zeldzaam zijn ze, de boeken die de
geschiedenis van de filosofie op aanstekelijke wijze weten te vertellen.
Nochtans is dat niet zo vergezocht, want de geschiedenis van ons denken is niet
alleen van groot belang voor hoe onze wereld zich politiek, wetenschappelijk en
artistiek verder heeft ontwikkeld. Ook de filosofen zelf zijn zelden kleurloze
figuren gebleken. Met Ludwig Wittgenstein, Martin Heidegger, Ernst Cassirer en
Walter Benjamin heeft Wolfram Eilenberger in Het tijdperk van de tovenaars in elk geval een bonte verzameling
twintigste-eeuwse denkers verzameld.
Hij voert ze op in een boek dat zowel een beeld schetst van
een van de boeiendste periodes uit de westerse wijsbegeerte, tussen de twee
wereldoorlogen in, als dat het een verhaal is van vier filosofen die elk zo hun
bijzonderheden hadden. Met zijn journalistieke pen slaagt de auteur erin om er
een razend interessant, soms zelfs spannend verhaal van te maken. De
historische gebeurtenis waaraan Eilenberger zijn boek ophangt, vond plaats in
1929 in Grand Hotel & Belvédère in Davos. Daar vond tijdens een beroemd
congres een confrontatie plaats tussen de neokantiaan Ernst Cassirer en de
tomeloze existentiefilosoof Martin Heidegger.
Oud tegenover jong, academicus tegenover rebel: het debat
ging de geschiedenis in als een tweesprong van het westerse denken. Na de
Eerste Wereldoorlog was de westerse wereld natuurlijk grondig veranderd. Weg
was het vooruitgangsoptimisme van het begin van de twintigste eeuw. De universiteitsaula’s
zaten nu vol met afgezwaaide soldaten, jonge mensen die stuk voor stuk getekend
waren door een van de bloedigste oorlogen uit de wereldgeschiedenis. Welk mens-
en wereldbeeld stel je daar als filosoof tegenover?
Het antwoord is natuurlijk niet eenduidig en Elienberger
maakt in zijn boek op pakkende wijze duidelijk hoe ook de vier grote denkers
die hij opvoert, te maken hadden met de vertwijfeling waardoor het interbellum
werd gekenmerkt. Cassirer probeert zich nog staande te houden als rationeel en
gematigd academicus. Wittgenstein slingert onophoudelijk heen en weer tussen
zijn persoonlijkheid als visionair neopositivist enerzijds en zijn rol als
mystieke kluizenaar anderzijds. Benjamin kent een zwalpend leven waarin drank
en prostitutie in eerste instantie de bovenhand hebben, tot hij te langen leste
toch succes krijgt als filosoof. En Heidegger kent een vliegende start als
wijsgeer en academicus maar raakt vliegensvlug in de problemen door zijn
betrokkenheid bij het nazisme.
Centraal in al die
oeuvres staat de taal, en vooral dan de beperking van de taal als instrument
van het menselijke denken en dus van het vermogen om als mens een plek in te
nemen in de grote boze wereld. Het zijn soms wat taaiere hoofdstukken waarin
Eilenberger deze materie uit de doeken probeert te doen. Maar net als in het
hele boek wordt hij gered door zijn journalistieke, heldere pen. Het tijdperk van de tovenaars is geen
lichtvoetig, maar wel een bijzonder begeesterend boek.
Wolfram Elienberger: Het
tijdperk van de tovenaars, De Bezige Bij, Amsterdam 2018, 413 p. ISBN 9789403120102.
Vertaling van Zeit der Zauberer. Distributie Standaard Uitgeverij
© 2024 | MappaLibri