15+ - Ken je dat, een boek in handen krijgen
waarvan je het gevoel hebt dat het speciaal voor jou is geschreven? Zo’n ervaring
die maar zelden voorkomt, maar heel magisch voelt als het eenmaal zover is.
Precies dat had ik bij het lezen van Sarah Moons debuutroman Merel.
Op een dag wordt Merel op het
dak van haar school teruggevonden. Vanzelfsprekend vermoedt iedereen dat ze
daar stond omdat ze wilde springen. Ze wordt met een ambulance weggevoerd en in
het ziekenhuis opgenomen. Daar begint de roman. Springen? Daar heb ik nooit aan
gedacht, roept ze uit. Maar wat ze dan wel op het dak deed, daar kan ze niet
over praten.
Het
gebrek aan en het mislukken van communicatie is een belangrijk thema in Moons
boek. Als Merel en haar moeder na het ziekenhuis weer naar huis gaan, verkilt
de vroeger zo warme band tussen hen. Merel kan niet aan haar moeder uitleggen
waarom ze wel of niet wilde springen, en Merels moeder weet niet hoe ze met de
situatie om moet gaan, wil zo snel mogelijk ‘het probleem’ oplossen. Op
aanraden van de dokter gaat Merel in therapie. Ook daar brengt ze aanvankelijk
maar weinig uit, maar Dr. Katz leert haar een andere taal om mee te
communiceren, die van de muziek.
In de bands en de nummers die ze door Dr. Katz leert
kennen, herkent Merel het gevoel dat ze niet onder woorden kan brengen. Een
gevoel van eenzaamheid, nergens bij horen, het onvermogen om contact te maken
met andere mensen, in het bijzonder met leeftijdsgenoten. Als ze erop vertrouwt
dat Dr. Katz haar niet meteen naar het gekkenhuis zal sturen als ze de waarheid
vertelt, laat Merel langzaamaan in haar ziel kijken. Ze vertelt dat ze op
school nooit vrienden heeft gehad en haar boterhammen steevast in de toiletten
opeet, uit angst om de rumoerige cafetaria te betreden waar ze toch niet weet
naast wie ze moet gaan zitten. De enige persoon op school die haar leek te
begrijpen, was mevrouw Wexler, de schoolbibliothecaris, die haar tijdens de
middagpauze leuke boeken toeschoof en in contact bracht met andere
‘lotgenoten’. Tot mevrouw Wexler op een dag een ongeluk kreeg en stierf. Sinds
die dag weet Merel zich nergens nog een plaats te geven.
Hoewel de auteur ernstige
onderwerpen aan bod laat komen, is Merel geen zwaar of droevig boek. Zoveel
aandacht er besteed wordt aan Merels positie als buitenstaander en de angsten
die ze daardoor opbouwt, zoveel aandacht gaat er ook naar de vreugde die Merel
ervaart als ze beseft dat ze in dat gevoel niet alleen is. Als Merel door haar
therapie leert dat er wel degelijk mensen zijn die ze kan vertrouwen en die
haar aanvaarden zoals ze is, slaagt ze erin zich steeds meer open te stellen.
Ook naar haar moeder, die, zo leert Merel, niet zoveel van haar verschilt als
ze altijd dacht.
Merel is in de eerste plaats
een warm boek over de eindeloze zoektocht naar jezelf, de band tussen ouders en
kinderen en de kracht van muziek. De warmte van het boek heeft niet alleen te
maken met de onderwerpen waar Moon over schrijft, maar ook (en vooral) met de
manier waarop ze schrijft. Merels gedachtewereld wordt mooi en lyrisch
vormgegeven in een taal die bij wijlen dient als een warm dekentje waar je je
onder kan verschuilen, en op andere momenten zonder verpinken naar de keel
grijpt.
Ongeacht
je leeftijd: geef dit boek een kans. Als ik een tiener was geweest, zou ik dit
boek meteen tot ‘beste boek van het jaar’ gekroond hebben, ook al is het nog
maar januari. En nu ik geen tiener meer ben ook, eigenlijk.
PS: Op Spotify vind je een
playlist die Sarah Moon samenstelde op basis van de muziek en de bands uit het
boek. Een aanrader.
Sarah Moon: Merel, Lemniscaat, Rotterdam 2018, 238 p. Vertaling van
Sparrow door Lydia Meeder. ISBN: 9789047710271. Distributie De Eenhoorn
© 2023 | MappaLibri