Wonderboom

Als beeldend kunstenaar en curator van verschillende tentoonstellingen in Zuid-Afrika en daarbuiten heeft Lien Botha (°1961) naam en faam verworven. Met Wonderboom maakt ze haar debuut als romanschrijfster. Meteen ook viel ze in haar land in de prijzen: de roman kreeg de Jan Rabie-Rapportprys 2016 en de Eugène Maraisprys 2017. Dat het boek nu ook, in een voortreffelijke en verzorgde vertaling van Robert Dorsman, in het Nederlands verschenen is, kan worden gezien als een welkome aanvulling bij de ‘klassieke’ vertalingen uit het Afrikaans die bij ons verschijnen en zonder uitzondering grotendeels inspelen op gevestigde namen als Deon Meyer, Etienne van Heerden, Antjie Krog en nog enkele anderen.

Een welkome aanvulling inderdaad: de invalshoek van waaruit Botha de problematiek van haar geboorteland in kaart brengt, klinkt verrassend nieuw en origineel, en getuigt van literair lef. Wonderland laat zich, binnen de context van een toekomstroman, lezen als een snijdende analyse van wat misgelopen is en nog steeds misloopt op ‘die skoonste van al God se plekke’. Hoofdfiguur Magriet Vos trekt zich, nu ze voelt dat haar geheugen haar in de steek laat, terug uit de omgeving van de West-Kaapse dictator Albino X, voor wie ze op gezette tijden vioolconcerti moet verzorgen. Enige tekortkoming wordt niet geduld van de kant van de dictator: eens de geestelijke en fysieke krachten van zijn dienstverleners afnemen, wacht hun de dood. De enig mogelijke uitweg voor Magriet bestaat erin terug te keren naar haar geboortedorp Wonderboom. Een lange tocht, van Kaapstad tot de directe omgeving van Johannesburg, die ze niet zonder gevaar voor lijf en leden zal weten te maken.  
 
Lien Botha heeft er nadrukkelijk van afgezien haar verhaal als een rechttoe rechtaan relaas te brengen dat wil inhaken op de sociaal-economische toestand in haar land. Zonder enige terughoudendheid, maar steeds even verantwoord binnen het kader van haar verhaal over Magriet, grijpt Botha terug naar markante ijkpunten uit de geschiedenis van Zuid-Afrika (ik denk hier onder meer aan de Boerenoorlog), memoreert zij recente feiten die internationaal aandacht kregen (de staking van de mijnwerkers die in 2012 uitmondde in het bloedbad van Marikana) en projecteert ze deze feitelijke gegevens tegen de achtergrond van het politiek bestel dat in een nabije toekomst is gesitueerd. Geen corrupte zwarte bewindvoerders dit keer (met Zuma hebben we het nu wel gehad), maar de dictatuur van Albino X.: ‘uit de bloedeloze evolutie van het digitale DNA heeft deze bleke man, de man met te weinig pigment in zijn huid, als een zilvervis op het juiste moment de juiste golf doorkliefd.’

Hoe en in welke omstandigheden Magriet aan het ‘hof’ van de dictator is beland, heeft onder meer te maken met de dood van haar geliefde Wim, de man die haar ooit in Frankrijk ontdekte als violiste en haar carrière in een stroomversnelling wist te brengen. Zijn dood werpt Magriet terug op zichzelf, overleven – dit door te gaan spelen voor de dictator en diens rijkeluisfeestjes op te luisteren – is van dan af de boodschap, tot voor haar het proces van dementeren zich begint af te tekenen en zij zich overbodig weet.
 
Elk hoofdstuk in Wonderboom krijgt een titel mee waarin een verwijzing naar een boom is opgenomen, van ‘Bomen ontbreken’ (hoofdstuk 1) tot de ‘wonderboom’ (het slothoofdstuk). In een van de verklarende annotaties van de vertalers - historische plaatsen, feiten en personages worden kort geduid, wat de lezer heel wat opzoekingwerk bespaart – luidt het over de ‘wonderboom’:
 
‘wilde vijgenboom. Wonderboom is tevens de naam van een natuurgebied niet ver van Tshwane (het vroegere Pretoria) bestaande uit een aantal van deze bomen, waarvan de oudste duizend jaar oud is en waaraan dit boek zijn titel ontleent. Ten slotte is het ook de naam van het kiesdistrict van de vader van de hoofdpersoon.’
 
Het is daarheen dat Magriet terugkeert, gedreven als ze is door het verlangen terug te keren naar haar roots.  
 
Lien Botha laat de associaties in haar relaas over elkaar heen buitelen, verleden en heden haken in elkaar zodat de lezer aan het slot van Wonderboom tot enig inzicht is gekomen in wat het land heeft doorgemaakt -- voor zover dit uiteraard mogelijk is. Of, zoals te lezen staat in een van de aantekeningen die Magriet heeft gemaakt in haar opschrijfboekje – het lijken wel dagboeknotities:  
 
‘De schuld van het verleden constant gemeten aan het corrupte heden in een poging om onze schuld te delgen en zo een mate van vergiffenis te bewerkstellingen - een neiging tot zelfkastijding om die verrotting tot op het bot in te ademen.’
 
Binnen deze verhaallaag dient de roman zich aan als een compendium van het vergeten en het ermee gepaard gaande verlies. Even lijkt het er zelfs op dat Magriet kiest voor het vergeten: ‘Het vergeetboek is beter. Het weegt zoveel lichter dan al die gedachten die nu massaal op haar afkomen en haar zo’n gevoel van verwarring bezorgen.’
 
Aansluitend aan het motief van de boom is er, bij aanvang van elk hoofdstuk, de collage waarvoor Lien Botha inspiratie vond bij de Britse fotograaf James Muybridge. Dat gaandeweg een aantal elementen uit de collage verdwijnen tot er nauwelijks nog enkele vlekken overblijven, verbeeldt op een aanschouwelijke manier het aftakelingsproces van Magriet. Empathie en visuele belevenis lopen hier in elkaar over en versterken zo de kracht van de talige beelden die Botha neerzet. Eén voorbeeld hier: ‘Verlies drijft je terug naar de rivier waaruit je bent ontstaan. In het zwarte water van de rivier word je geledigd en dan word je hard: waterloos. Je bent steen uit verlies.’  
 
Ik kijk uit naar een tweede roman van Lien Botha.
 
Lien Botha: Wonderboom, Zirimiri Press, Amsterdam 2019, 205 p. ISBN 97809490042158. Vertaling van Wonderboom uit het Afrikaans door Robert Dorsman. Distributie EPO

© 2024 | MappaLibri