Manipulatief spel met de lezer
'Goed, waar wacht je nog op?
Strek je benen uit, leg je voeten rustig op een kussen, op twee kussens, op de armleuningen
van de divan. […] Zorg ervoor dat er in geen geval schaduw over de bladzijde
valt, maar ook geen al te schel licht.' Zo wordt de lezer toegesproken die
zonet Als op een winternacht een reiziger van Italo Calvino heeft
aangeschaft. Het boek ligt nu opengeslagen op zijn schoot. Vreemd genoeg
herkent hij de vertrouwde stijl van de schrijver helemaal niet. Algauw beseft
Lezer dat hij iets voor zich heeft waarvan hij nog niet goed weet wat het is.
Italo Calvino
(1923-1985) speelde graag een spel met zijn lezers. In de curieuze metaroman Als
op een winternacht een reiziger (1979) laat hij telkens een deel van een
'verhaal', waarin een ik-figuur aan het woord is, alterneren met een
'hoofdstuk', waarin een alwetende verteller het personage 'Lezer' toespreekt.
De op het eerste gezicht duidelijke metastructuur splitst zich vervolgens in
schimmige lagen, die steeds complexer worden. Het is dan ook raadzaam de
instructies aan het begin van bovenstaande alinea te volgen voor je aan dit
boek begint, om je te verzekeren van opperste concentratie.
Het eerste verhaal, 'Als op een
winternacht een reiziger', begint in een station. Een reiziger betreedt het
stationsbuffet; hij heeft net zijn aansluiting gemist. De reiziger tracht zich
te herinneren hoe hij hier terecht gekomen is, waar hij naartoe ging en waarom
(mogelijk weet de schrijver dat zelf nog niet). Had hij bij aankomst iemand
moeten treffen? De reiziger neemt plaats aan de bar en kijkt om zich heen.
Verteller maakt
Lezer erop attent dat hij al dertig bladzijden heeft gelezen maar op het moment
dat hij warmloopt voor het verhaal tot zijn afgrijzen moet vaststellen dat een
stapel identieke katernen samengebonden zitten in het boek en hij het vervolg
van het verhaal dus niet kan lezen. In een vlaag van vernietigingsdrang smijt
Lezer het boek tegen de grond, bedenkt zich dan en besluit het naar de
boekwinkel terug te brengen om het te ruilen. Daar ontmoet hij Lezeres, die met
hetzelfde probleem zit. Ze besluiten samen op onderzoek te gaan.
Dat wordt het begin
van een onstuimige odyssee. Het tweetal belandt van verkeerde katernen in
verkeerde boeken, die op hun beurt niets van doen hebben met titel noch schrijver.
Als door een dicht bos banen Lezer en Lezeres zich een weg door hun obscure
lectuur. Lezeres wordt verzwolgen door wat ze leest; Lezer vindt geen
aansluiting. Hij begrijpt niet waarover de personages het hebben.
In de 'hoofdstukken'
licht Verteller de romantechnieken toe die de schrijver in de verhalen toepast.
Die tussentijdse duiding laat de lezer – de echte, welteverstaan – toe de roman op verschillende niveaus te
lezen (al blijft het gevaar groot dat hij op het verkeerde been gezet wordt).
De lezer begeeft zich afwisselend in het standpunt van de alwetende verteller,
de ik-personages uit de tien verschillende verhalen en de fictieve lezer. Menig
verhaal is een literair kleinood. Hoewel ze schijnbaar inhoudelijk niets met
elkaar te maken hebben en stilistisch sterk verschillen, leidt het ene verhaal
toch naar het andere.
Dit fragment uit 'Kijk omlaag waar de schaduwen dichter
worden', waarin een duo zich tracht te ontdoen van een lijk, illustreert
Calvino's wonderlijke vertelstijl:
'We sleepten er al een paar uur mee rond alsof hij nog
leefde, een derde passagier in mijn auto met afneembaar dak, en we waren al te
veel mensen opgevallen. Zoals die twee agenten op de fiets die stilletjes
dichterbij waren gekomen om naar ons te kijken toen we op het punt stonden hem
in de rivier te laten tuimelen. […] en meteen beginnen Bernadette en ik Jojo op
zijn rug te slaan, terwijl hij levenloos met zijn hoofd en handen over de
brugleuning hing, en ik: – Braak alles maar uit, ook je ziel, mon vieux, dan
word je wel weer helder.'
Na het vierde verminkte verhaal is de consternatie bij
Lezer en Lezeres totaal. Lezer besluit terug te gaan naar de oorsprong van al
die verwarring: de uitgeverij. Lezeres haakt op dit punt af, want zij vindt
'dat er een scheidslijn moet zijn tussen enerzijds de maker, de producent van
het boek, anderzijds de lezer.' Lezer trekt dus alleen naar Uitgever, een
uitgedroogd en ineengeschrompeld mannetje, dat de klacht van Lezer als volgt
verklaart: 'door elkaar geraakte katernen, we weten er alles van, boeken die
beginnen en niet doorgaan, de gehele laatste productie van ons huis is een
puinhoop, begrijpt u er iets van? Wij begrijpen nergens meer een snars van,
meneer.' Lezer zit nu met nóg meer mystificatie opgescheept.
Wat is het lezen van romans
anders dan het opstapelen van verledens? licht Verteller ietwat troostend toe.
Ze vermenigvuldigen zich en smelten samen tot een globaal leven. 'En je beseft
dat de ruimte rond het verhaal verzadigd is van andere verhalen, een ruimte vol
verhalen […] waarin je je in alle richtingen kunt bewegen'. Zou er misschien
een universele bron zijn van alle vertelstof? 'Een oermagma waaruit de
individuele manifestaties van elke schrijver ontspruiten?'
Tijdens zijn omzwervingen door
de vele lagen van fictie komt Lezer in een wereld van propaganda en
reclamebureaus terecht, die 'contractueel bepalen welk merk likeur de
personages drinken, welke toeristenplaatsen ze bezoeken en welke moderne
technische snufjes ze hebben'. Hij wordt geconfronteerd met de verlokkingen van
plagiaat, vertaalvervalsing, manipulatie en censuur en vraagt zich af wat echte
boeken van onechte scheidt. Lezer bevindt zich op dat moment 'in een netwerk
van lijnen die met elkaar in verbinding staan', tevens de titel van het
volgende enigmatische verhaal in de roman.
Lezer en Lezeres kruisen elkaars
pad opnieuw, maar Lezer kan niet doorgronden of die ontmoeting fictie of
werkelijkheid is. Lezeres wordt bewust op afstand gehouden door Verteller (of
is het de schrijver?), die haar contouren bepaalt. Lezer neemt een kordate
beslissing: hij gaat de schrijver opzoeken. Of liever: Verteller dringt Lezer
die beslissing op.
Spannende whodunit of erudiete ideeënroman, speels filosofisch essay over
de romankunst of magisch-realistische verhalenbundel: deze roman valt niet te
categoriseren. Calvino presenteert de menselijke ziel als een caleidoscoop met
eindeloze mogelijkheden. De verteller zoekt naar manieren om de afstand tussen
schrijven en lezen te overbruggen. Wie bepaalt de betekenis van wat geschreven
is: de schrijver of de lezer? De lezer begrijpt onderhand dat we hier te maken
hebben met een ingewikkelde metastructuur waarin werkelijk iedereen iedereen
aan het lijntje houdt.
Om deze gelaagde roman te vatten, neem je best de houding
aan van de heer Okeda in het verhaal 'Op het tapijt van bladeren in het
maanlicht', die de ik-verteller instrueert om ieder vallend blad van de
gingkoboom met het oog te volgen voor het de grond raakt en één wordt met de
andere gele spikkels op het gazon, om zich vervolgens te concentreren op de
lege ruimte tussen de vallende bladeren. Een metafoor voor de roman, die meer
niet dan wel zegt. 'Lezen is een discontinue, fragmentarische bezigheid.' Tussen
de fragmenten is er lege ruimte, waar zich de uiteindelijke substantie van het
boek manifesteert. Niet alleen begeleiden de verhalen de fictieve en de reële
lezer in hun ontwikkeling, ze illustreren dat groeiproces ook.
'Die nacht heb je een droom. Je
zit in een trein. […] Je komt op het idee dat een van de reizigers een van de
romans zit te lezen waar jij je in hebt moeten ophouden.' De cirkel wordt
stilaan rond. Is ieder boek dat we lezen de som van alles wat we al gelezen
hebben? Vormen ze samen slechts één allesomvattend boek? Hoeveel wordt bepaald
door het moment dat voorafgaat aan het lezen, door de titel en de uitnodigende
eerste zinnen, door de belofte die het lezen inhoudt?
Het einde van deze roman is zo
geniaal ingenieus dat het iedere lezer zal duizelen. Calvino legt aan het begin
van de roman het eerste stuk van een complexe puzzel. 'Daar liggen de overige
stukjes op een hoop, kies nu zelf maar,' lijkt hij te willen zeggen. Vervolgens
schept hij verwarring door alle stukjes nog eens goed door elkaar te gooien,
roept een misvormd beeld op, waarna een manipulatief spel met de lezer begint.
Ten slotte legt Calvino het allerlaatste stukje. Het heldere beeld dat dan
verschijnt, doet verstommen.
Haal dus als de bliksem Als op een winternacht een
reiziger, strek uw benen uit, leg uw voeten rustig op een kussen, zorg voor
een goede lichtinval, sla het boek open. Maar kijk af en toe om u heen, want
niet alleen Schrijver, Verteller en Lezer slaan u gade; ook ik ben intussen een
interactief personage. Ook u zal het worden.
Italo Calvino: Als op een
winternacht een reiziger, L.J.Veen Klassiek, Amsterdam 2019, 304 p. Vertaling
van Se una notte d'inverno un viaggiatore door Henny Vlot. ISBN 9789020415933. Distributie VBK België
© 2024 | MappaLibri