Samengeraapte
vertelsels
Lucas Catherine noemt zichzelf
een ‘historicus van Vergeten Zaken’ en in die hoedanigheid publiceert hij veel
en over uiteenlopende onderwerpen (Congo, de Morisco’s, Palestina, Brusselse
geschiedenis…). In 2014 gaf EPO al ‘Brussel. Van renaissance tot republiek’
uit, waarin Catherine de roomse keizer Karel als een ‘oorlogsstoker’ neerzette.
De auteur zet expliciet in op een alternatieve geschiedschrijving. Dat zou
kunnen betekenen dat de lezer een kritische interpretatie van de geschiedenis
voorgeschoteld krijgt waarin de ware aard van bejubelde helden onthuld wordt en
de officiële ideologie aan een kritisch onderzoek onderworpen. Bovendien zou de
historicus op andere bronnen beroep kunnen doen, weg van de alleenheerschappij
van het geschreven woord. De historische methode zou dan bestaan uit het
verzamelen en ontrafelen van (vooral) de orale traditie.
Dit boek is inderdaad kritisch en
gebaseerd op (nogal schrale) verhalen ‘van horen zeggen’. Maar omdat de brede
context (een ware beschrijving-in-vele-lagen van oorzaken en gevolgen van
gebeurtenissen) ontbreekt, wordt kritiek herleid tot een op de korrel nemen van
nefaste verschijnselen, zoals het massatoerisme bijvoorbeeld, zonder op zoek te
gaan naar, onder meer, de mogelijke bewegingen van de bevolking die zich als
kritische tendensen uiten. En die natuurlijk ook, maar niet exclusief, in de
oraliteit te vinden zijn. Kritiek is echter veel meer dan veredelde achterklap
of wauwelende cafépraat. Dit boek laat zich daar niet toe herleiden, maar komt
soms gevaarlijk in de buurt van dat niveau. Catherine omschrijft zijn bronnen
als volgt:
‘Ik cirkel rond de Vismet op
zoek naar histories, met als gids mijn bibliotheek en als onderzoekscentra een
heel beperkt aantal staminees.’
Hij laat dus niet alleen de oraliteit spelen, wat hij ook
mag beweren.
Gebrek
aan diepere context gaat ook gepaard met een zeer oppervlakkige visie op
oraliteit die een echte bron en gangmaker van een alternatieve
geschiedschrijving zou kunnen zijn. De orale traditie van Afrika (en Catherine
moet die toch minstens van verre zo niet van dichterbij kennen) heeft geleid
tot een sprankelende antropologie die de mensen begrijpt vanuit hun
verbindingen met geografie, magie, voorouders, topologie en mythe (om mij tot
enkele ingrediënten te beperken). Daaruit ontstaat een ‘dieptegeschiedenis’ die
recht doet aan ervaringen en aan wat daaruit als gedrag of maatschappelijke
organisatie is gegroeid.
Als ik dit boek moet beschrijven, kan ik alleen maar uitbrengen
dat het gezapig oppervlakkig is. De ‘historicus van Vergeten zaken’ verliest
zich in losstaande weetjes, in zaken die na lectuur al heel snel in de
vergetelheid vallen bij gebrek aan visie en diepgang. De lezer denkt
onwillekeurig aan de niet diepgaand geïnformeerde gids die, als dienaar van het
toerisme, met een vlaggetje in de opgestoken hand, een verhaaltje bij een
bepaalde plek tevoorschijn tovert als toetje na een overvloedig besprenkeld
mosselmaal. Bovendien is het hier gebezigde Nederlands soms ronduit stuntelig
en stijgt het nooit op uit het moeras van het Vlaams. Eén voorbeeldje: ‘Van
waar kwam de vis?’ Het is niet omdat het Brussels dialect (dat in dit boek vaak
en terecht de kop opsteekt) de taal van de oraliteit is, dat een historische
beschrijving genoegen moet nemen met een steenkolennederlands.
Waarover gaat dit
boek? De titel verwijst naar de markt van Sint-Katelijne en de ‘Vismet’ die
omstreeks 1950 met ‘de Buik van Brussel’ aangeduid werden. De vergelijking komt
uit de koker van architect en politicus Fernand Brunfaut. Die plaatsen
ontstonden na het dempen van de oude havendokken. Catherine geeft in
vogelvlucht een geschiedenis van het gebied van de oude haven (dat nog niet
goed gedocumenteerd is, zoals de auteur terecht beweert).
Alles begint met de inhuldiging in 1561 van de ‘Schipvaert’,
het kanaal naar Willebroek en Antwerpen. Catherine beschrijft de evolutie van
de wijk, de vishandel, de kroegen, tot in de 20ste eeuw. Hij heeft veel oog
voor wat er zo allemaal verhandeld werd. En voor enkele typische gerechten
(Catherine is een levensgenieter en deelt dat ook mee). Hij schrijft bijvoorbeeld
ook, via ‘het verhaal van de cacao’ (halverwege de achttiende eeuw) en van de
banaan, over de commerciële relaties met Congo (een onderwerp dat hij goed
beheerst) en met andere exotische landen. Catherine vermeldt een aantal feiten
en namen (de moord op Jeanneke Van Calck, de zanger Henri Mees…), maar zonder
context of achtergrond. Hetzelfde geldt voor de vaak vermelde ‘golden sixties’
die nergens omschreven worden, maar blijkbaar een belangrijke verandering van
de wijk teweeg brachten. Op p. 93 begint de auteur aan een ‘wandeling langs
markante plekken op de voormalige vismet’ waarbij vooral oude poorten aangedaan
worden. De beschrijvingen zijn heel summier (wat wellicht het grote aantal
foto’s verklaart die het magere verhaal moeten aansterken).
Catherine heeft een persoonlijke
band met de wijk. Zijn overgrootmoeder verkocht melk en eieren op de markt van
Sint-Katelijne. Catherine schrijft dat hij dit boek eigenlijk ‘in het Brussels’
had moeten brengen, een dialect dat vermoord is. Het boek is ‘een soort
afscheid nemen als van een overledene’:
‘Het Brussel van mijn jeugd en de verhalen over Brussel die
ik vroeger hoorde, bestaan niet meer. Brussel is dood en de Buik van Brussel is
overgenomen door toeristen, Euro- en andere craten, door Fransen die deze stad
zien als een Franse provinciestad, door bobo’s uit Wallonië én door bobo’s uit
Vlaanderen die hier na hun studies zijn blijven plakken of filemoe zijn en die
hier een nieuw dorp hebben gesticht rond de Graanmarkt en langs de
Vlaamsesteenweg.’
Er zit zeker een kern van waarheid in dit citaat. Er is een en ander
teloorgegaan in deze wijk. Maar Catherine legt zich daar bij neer. Zijn
verhaaltjes zijn met een larmoyante nostalgie overgoten. Wat de auteur niet
vermeldt, zijn de vele jonge mensen (vaak van vreemde origine, Europees of
niet) die niet door het verleden zijn bezwaard (zoals Catherine dat is) en
nieuwe energieën ontwikkelen. De beschreven wijk maakt minstens deel uit van
een creatieve en artistieke ‘scene’ die begeleid wordt (zij het nog te
schuchter) door een volwassen geworden politiek-analytisch discours dat de
Brusselse toekomst op het oog heeft. Wie zich neerlegt bij een folkloristisch
discours en daarmee de geschiedschrijving van een wijk-als-deel-van-de-stad
besmet, heeft voeling verloren met een Brussel dat uit de reële problemen
(mobiliteit, urbanisme, klimaatverandering, instroom van vreemdelingen, enz.)
functionerende oplossingen kan aanreiken. Wie liever in een ‘estaminee’ blijft
hangen en in het heden alleen de ondergang van een verleden ziet, zet zichzelf
buiten spel. Brussel verdient, ook omwille van zijn verleden, een andere keuze.
En Brussel heeft een andere geschiedschrijving nodig. Brussel is geen ‘Vergeten
Zaak’.
Lucas Catherine:De
buik van Brussel, EPO, Berchem, 2019, 131 p. : ill. ISBN 9789462671621
© 2023 | MappaLibri