Lang gold Alfred Birney (1951) als een onontdekte diamant in het
literaire landschap. Pas met het monumentale De tolk van Java, waarvoor Birney de
Libris Literatuur Prijs won in 2017, brak de van oorsprong Nederlands-Indische
schrijver door bij het grote publiek. De gedeeltelijk autobiografische roman handelt
over de herinneringen van een voormalig militair van het Koninklijk
Nederlands-Indisch Leger (KNIL) aan de Bersiap-periode (de periode na de
capitulatie van de Japanners tot aan de onafhankelijkheid van Indonesië), en de
invloed die de gebeurtenissen uit die tijd op zijn gezin hadden. De tolk van Java is tegelijk beklemmend
en vernieuwend, door het tot dan toe in de Nederlandse literatuur zelden
gekozen standpunt. De lezer herkent moeiteloos de vader van de schrijver en dus
óók de schrijver zelf in het werk.
In aanloop van dit magnum opus schreef Alfred Birney
natuurlijk nog meer, onder andere het dagboek dat nu met de titel Niemand bleef in de reeks Privé-domein verschijnt.
De aanvang van het dagboek situeert zich enige tijd voor de schrijver een
hartinfarct krijgt. Hij is daarna gedwongen thuis, om te herstellen. Daardoor
speelt zijn leven zich ineens vooral tussen vier muren af. Dit leidt ertoe dat
Birney zijn leven overschouwt, en daarvan verslag doet op de manier die hij het
beste kent: met de pen.
De notities zijn
chronologisch, te beginnen in november 2005. In die eerste paragraaf (‘Noemt u mij maar Meneer B.’) blikt de
schrijver terug op het begin van zijn schrijversloopbaan: ‘Ik was ooit een
nukkige schrijver die zich ergens achter in het schrijverspeloton van de Lage
Landen bevond en nooit een collega zag.’ Maar de meeste aandacht gaat toch naar
de beschrijving van alledag; de (deeltijdse) zorg voor zijn opgroeiende zoon,
de vrouwen die de auteur in de andere huizen of op het trottoir ontmoet, de
perikelen die hij heeft met vertalers en/of uitgevers, de noodzakelijke
overgang naar een dieet vol vette vis, het fietsen (een dagelijkse noodzaak om
zijn hart in het juiste ritme te houden)…
Ook spreekt uit de dagboekfragmenten een grote liefde voor
Japanse kunst. De schrijver bewondert onder meer de fijnzinnige uitwerking en de
eigen stijl. Zo draagt hij al jaren Het hoofdkussenboek van de Japanse hofdame Sei Shonagon (een
werk uit de elfde eeuw) met zich mee, om het elke zomer opnieuw te kunnen lezen
– literatuurliefhebbers zal het niet ontgaan zijn dat de Jos Vos’ vertaling van
de dagboeknotities van Sei Shonagon een voorwoord van Birney meekreeg.
Niemand bleef bestaat uit losse stukken herinneringen en
beschrijvingen van ontmoetingen en net-niet-ontmoetingen, van kijken door het
raam en kijken op het fietspad, kortom, vingeroefeningen voor wat de doorbraak
in zijn schrijversloopbaan zou betekenen. De toon is zelfrelativerend en
ironisch – een stijlkenmerk dat ook De
tolk van Java zo typeert. Hoewel delen van Niemand bleef eerder op de persoonlijke blog van Alfred Birney
verschenen, is de uitgave in boekvorm een zegen voor de liefhebber. Maar dat
zijn dagboek uitgerekend bij de prestigieuze reeks Privé-domein is verschenen,
heeft Birney vermoedelijk te danken aan het winnen van de Libris Prijs. Toch is
ook Niemand bleef zeker het lezen
waard, om een beter begrip van de schrijver te krijgen, of gewoon, omdat het
een goed boek is die ook het andere werk van Alfred Birney in een breder
perspectief plaatst.
Alfred Birney: Niemand bleef. Dagboek van Meneer B. 2005-2011, De
Arbeiderspers, Amsterdam, 2019, 359 p. ISBN 9789029526180. Distributie L&M
Books
© 2023 | MappaLibri