Moeder
af is de autofictieve, prachtig
gestileerde debuutroman van Fen Verstappen (1981) over hoe je als volwassen
kind wordt verscheurd wanneer je moeder ten prooi valt aan een hersenbloeding
en er slechts een schim van haar vroegere zelf overblijft. Aan het woord is de
oudste dochter. Haar zus Biek en haar broer Tijn zijn in de creatieve
voetsporen getreden van hun moeder, een eigenzinnige modeontwerpster: als zij
haar collectie in Parijs voorstelt, is Biek present met haar tassen en Tijn met
zijn sieraden. De ik-vertelster, ‘de denker met twee linkerhanden, de filosoof
met een goed oog voor beren op de weg’, wordt voor die hoogmissen ook
opgetrommeld, maar dan slechts om de logistiek te verzorgen.
Fragmenten uit het heden worden
afgewisseld met terugblikken op de laatste collectievoorstelling, die een paar
weken voor hun moeders hersenbloeding plaatsvond. Een doorlopend verhaal
vertelt de ik-figuur niet. Ze focust op brokstukken die voor haar betekenisvol
zijn en beitelt daar vignetten uit, die eenmaal aaneengeregen zo’n anderhalf
jaar overbruggen.
In die periode is ze zelf zwanger, bevalt ze van een dochtertje en wordt
in beslag genomen door moederlijke zorgen. Ondanks de rampspoed gaat het leven
dus verder en probeert zij als volgende moeder in de rij de imperfectie,
waartoe elke ouder is gedoemd, niet te laten ontaarden in allesverlammende
angst.
De
klemtoon ligt weliswaar op het gezin waarin zijzelf is opgegroeid. Van hun
inmiddels gescheiden ouders hebben de drie kinderen geleerd om groots en
meeslepend te leven. Allemaal houden ze van feesten en familiebijeenkomsten,
die met een royale scheut alcohol zijn overgoten. Oud zeer duwen ze van zich
weg. Het lot van hun moeder is echter onontkoombaar. Het plaatst hen voor
moeilijke keuzes en zet de verhoudingen op scherp.
Fen Verstappen verraadt haar filosofische
achtergrond in opmerkelijke kanttekeningen bij Wittgensteins ideeën rond zijn
en niet-zijn en Sartres ‘l’enfer, c’est les autres’. Verder volgen de rake,
puntgaaf opgetekende en soms ronduit poëtische waarnemingen elkaar op, zo
bijvoorbeeld wanneer de ik-figuur samen met haar broer en zus op de afdeling intensive
care bang afwacht hoe hun moeder uit de operatiekamer zal komen: ‘Hoe redder je
wanneer er met een moeder een heel gezin te water gaat? We zijn volwassen. We
kunnen zwemmen. Maar of we op dezelfde kust aanspoelen en of we elkaar dan nog
terugvinden, dat is de vraag.’ Zo hakt en polijst Fen Verstappen totdat haar
zinnen zich in zekere mate loszingen van de harde werkelijkheid en tot elk
woord, elk titelhoofdstuk en elke witruimte op zijn plek valt.
Fen Verstappen: Moeder af, Das Mag Uitgevers, 2019,
144 p., ISBN 9789492478900
© 2023 | MappaLibri