Op 17 juli overleed de Siciliaanse
auteur Andrea Camilleri op 93-jarige leeftijd aan de gevolgen van een
hartinfarct. Camilleri sukkelde al een hele tijd met zijn gezondheid: op latere
leeftijd kreeg hij ademhalingsproblemen en raakte hij blind. Zijn wankele
gezondheid weerhield hem er niet mee te werken aan theaterperformances en
nieuwe werken, van essays over memoires tot romans en kortverhalen, te
publiceren. In Italië zijn ondertussen de eerste postume teksten verschenen. In
afwachting kan de lezer in de lage landen zich laven aan Jacht op de schat, de episode uit 2010 met de ondertussen
welbekende commissaris Montalbano in de hoofdrol, in een ingetogen maar af en
toe sprankelende vertaling van Hilda Schraa en Rianne Aarts – Camilleri
hanteert namelijk opnieuw zijn fictieve Siciliaans.
Paradoxaal genoeg wordt de
commissaris bij aanvang van deze episode niet onmiddellijk geconfronteerd met
een moord, maar met het bizarre gedrag van Gregorio en Caterina Palmisano: die broer
en zus waren ooit fervente kerkgangers, maar mettertijd groeiden ze uit tot
religieuze fanatiekelingen. Die twee barricaderen zich in huis nadat ze hun
buurt terroriseerden met slogans en waarschuwingsschoten. Montalbano en zijn
team slagen erin om de Palmisano’s zonder bloedvergieten te arresteren. In het
huis moeten ze zich een weg banen tussen opeengestapelde rommel, stoten ze op
een kamer vol kruistekens, maar vinden ze ook een versleten opblaaspop die
Gregorio gezelschap hield. De operatie mag dan wel goed verlopen, Montalbano
houdt er een beklemmend en neerslachtig gevoel aan over. Dat gevoel overvalt de
ouder wordende commissaris wel vaker – eenzaamheid en dood schrikken hem af,
gewoonlijk in een droom. Zijn verre verloofde Livia probeert hem op te beuren,
maar naar goede gewoonte ontaardt het gesprek in gekissebis dat Montalbano op
een of andere manier moet goedmaken.
Het misdaadverhaal komt pas later
op gang na twee aangiftes, waaronder de verdwijning van een jong meisje.
Montalbano beseft meteen dat de tijd dringt: haar ouders zijn niet rijk genoeg
om losgeld te betalen, dus de ontvoerder heeft andere motieven. Voor de
commissaris haar terugvindt, krijgt hij een aantal raadsels in rijm die hij met
zijn team en een wat sinistere Harry Potter-achtige jongeman maar moeizaam kan
ontcijferen. Iemand lijkt hem altijd een stap voor te zijn.
In die tussentijd zal
Montalbano, volgens het vaste recept, valse pistes verkennen en culinaire stops
inlassen die de lezer doen watertanden. Hij vindt ook de tijd om Simenon, aan
wiens Maigret Camilleri zich inspireerde, te lezen. Bovendien stapelen
misverstanden en persoonsverwisselingen zich op. Livia krijgt (te) laat op de
avond niet Montalbano maar Ingrid aan de lijn, de Zweedse schoonheid met wie
hij bevriend is. Er duikt een tweede opblaaspop op, bijna identiek aan de
eerste, maar in betere staat. Eerst wordt die voor een lijk aangezien – met de gebruikelijke
cynische commentaren van politiearts Pasquano tot gevolg. Daarna zorgen de twee
opblaaspoppen voor hilarische toestanden op het commissariaat en bij Montalbano
thuis, maar ze blijken uiteindelijk een sleutel in het misdaadmysterie.
Daarbovenop blijft Montalbano met zichzelf, ‘de andere Montalbano’, in
discussie gaan, maar na al die obstakels haalt de commissaris de raadselachtige
misdadiger wel in, met risico voor eigen leven.
Andrea Camilleri: Jacht op de schat, Serena Libri, Amsterdam
2019, 259 p.
Vertaling van La
caccia al tesoro door Hilda Schraa en Rianne
Aarts. ISBN 9789076270937. Distributie EPO
© 2023 | MappaLibri