De Duitse Esther Kinsky
heeft reeds een groot oeuvre geschreven: poëzie, romans, essays en vertalingen
uit het Pools, Russisch en Engels. Voor haar hele oeuvre kreeg ze de
Adelbert-von-Chamisso-prijs en voor Kreupelhout
de prestigieuze Preis der Leipzicher Buchmesse in de categorie ‘Belletristik’.
Desalniettemin is Kreupelhout pas
haar eerste roman die een Nederlandse vertaling krijgt. Vertaler is Josephine
Rijnaarts, die o.a. eerder al Tijl
van Daniel Kehlman vertaalde.
Kreupelhout is
een rouwboek, een moeilijk genre dat snel kan ontsporen. Het kan verzanden in
sentimentaliteit, zelfmedelijden, pathetiek. Esther Kinsky weet hoe dit alles
te vermijden door de rouw niet rechtstreeks te lijf te gaan, maar zijdelings te
benaderen en te benoemen. Daarom kiest de auteur bewust voor het nuchtere en
fysisch-geografische woord 'terrein'. Dat terrein, in prachtige woorden vervat
en met alle zintuigen waarneembaar, weerspiegelt of contrasteert de gevoelens
van de weduwe. De verwerking gebeurt door het opzoeken van de bossen, de
weiden, de wijn- en olijfgaarden, de heuvels en de dalen; door het observeren
van de vogels, de katten, de wind, de nevel, de kleuren, het licht, het
kreupelhout, het terrein.
De roman begint heel erg mooi met een passage over Roemeense kerken,
waar er twee van elkaar gescheiden plaatsen zijn waar gelovigen kaarsen kunnen
branden: links voor de levenden, rechts voor de doden. ‘Dat kunnen twee nissen
zijn, twee richels of twee open metalen kastjes waarin de kaarsen staan te flakkeren.’
Dit beeld weeft Kinsky doorheen haar hele roman.
Een vrouw, die in de ik-vorm
schrijft, wordt geconfronteerd met de dood van haar man. Het is een nuchtere
vaststelling, een mededeling aan de lezer. Zijzelf en haar overleden man hadden
een reis gepland naar Italië. De vrouw beslist om die reis alleen te maken. ‘Ik
stopte in Ferrara. Dat hadden M. en ik ons voor deze reis voorgenomen. Ferrara
in de winter. De tuin van de Finzi-Contini's in de sneeuw of de ruige rijp.’
Giorgio Bassani's klassieker De tuin van
de Finzi-Contini's, een boek dat vertelt over het fascisme in Italië, zal
een belangrijke rol spelen in Kreupelhout.
De eerste stop
is Olevano, een bergdorp ten noordoosten van de Italiaanse hoofdstad. Het is
januari, het is donker, het regent. Ze woont er een tijdje in een huis op een
heuvel. Ze wandelt, maakt uitstapjes en overal waar ze komt, bezoekt ze het
kerkhof. Het beeld van de Roemeense kerk duikt meteen op: links van de heuvel
ligt het oude dorp, rechts ligt het kerkhof. Op dat kerkhof bevinden zich twee
kiosken: in de linkse koop je verse bloemen, in de rechtse bloemstukken van
kunstbloemen. Ze hoort er levende vogels maar vindt er ook een dode. Terug in
het dorp ziet ze de Arabische groentewinkel waar kleurige sinaasappelen in de
uitstalbakken liggen. Op het erf achter de poort liggen rotte sinaasappelen.
Ondertussen
kruipen woorden in de tekst die met rouw te maken hebben. ‘Het terrein lag er
overdag rauw en 's nachts troosteloos bij, misschien zelfs ontroostbaar vanwege
zijn totale ondeugdelijkheid - het was niet geschikt als landschap en leende
zich ook niet voor bewoning.’ Op uitstap naar Rome geeft een landschap haar
‘troost’ die ze ‘niet had verwacht’: ‘Boven de heuvelkammen kleurde de hemel
grijs, daarna roze, en tegen het licht van het morgenrood herkende ik de
spiegelbeeldige contouren van de bergen die ik vanuit Olevano scherp afgetekend
zag.’ Verder is een jas 'gewond', een gebrek aan eetlust 'treurig’.
In het tweede deel
van de roman is de dood van haar vader een ankerpunt. De protagonist herinnert
zich de talrijke reizen die ze met haar ouders naar Italië heeft ondernomen.
Haar vader was een groot liefhebber van Italië en de Italiaanse taal. Hij
domineerde de reizen en bepaalde waar de familie naartoe trok. Zijn dochter
herinnert zich de vrees van haar vader voor slangen, zijn voorliefde om alleen
door de duistere straten van dorpen te dwalen, het genot dat hij puurde uit het
bekijken van mozaïeken en Etruskische grafkelders. Haar eigen liefde voor
Italië groeit:
‘Ik hoopte altijd op een
boodschap, op een gelegenheid onder te duiken in de kleine wereld van die
levensmiddelenzaken, waar een speciale, altijd eendere geur van brood,
sinaasappelen en kruiden hing, en waar je het gezoem van ventilatoren en het
gemompel van radiostemmen uit achterkamers of van binnenplaatsen hoort.’
Op de begrafenis van
haar vader speelt Kinsky opnieuw met het thema uit de Roemeense kerk. Het was
zomer maar toch koud, ‘schaapscheerderskou’ zoals vroeger werd gezegd. ‘Half
juni werden de schapen geschoren. [...] De kooien stonden na het scheren leeg
en in de hokken erachter lag de afgeschoren wol, netjes gescheiden: links de
witte, rechts de zwarte.’
In het laatste deel van de roman verblijft de rouwende
vrouw in een eenvoudig appartement in Ferrara, de stad van Giorgio Bassani. Het
is opnieuw januari en alles is doods en kil. Ze gaat er tevergeefs op zoek naar
de mythische tuin van de Finzi-Contini's. Het zoeken is echter op zich
belangrijk:
‘De tuin van de familie
Finzi-Contini bleef het onder herinneringen en interpretaties bedolven land,
ongrijpbaar en onbereikbaar. De zin van, het zoeken in vreemde straten met
vertrouwde namen zat ‘m in het gevoel rakelings langs te scheren die dat
verloren terrein begrensden. De namen dienden als houvast, samen met de
herinnering aan de echtheid van de padden tussen de met gras begroeide
grafheuvels van Cerveteri.’
Het is ondertussen duidelijk waarom Bassani een terugkerend
motief is in Kreupelhout. Het oeuvre
van de Italiaan speelt zich volledig af in Ferrara en is doordrenkt van
weemoedige herinneringen. Het is naar dergelijke herinneringen waar de ik-
figuur op zoek is en die ze vindt in ontmoetingen met mensen en in het
Italiaanse landschap. Ze wil niet zozeer begrijpen, maar zoekt naar zingeving
om met haar rouw om te gaan. Wellicht ook daarom gebruikt Kinksy als motto voor
haar roman een citaat van Ludwig Wittgenstein uit zijn Philosophische Grammatik:
‘Heeft het zin om naar een groepje bomen te wijzen en te
vragen: 'Begrijp jij wat met dat groepje wordt bedoeld?' Over het algemeen
niet; maar zou je met de manier waarop bomen gegroepeerd zijn geen betekenis kunnen
uitdrukken, zou het geen geheimtaal kunnen zijn?’
Op het einde van de roman
bevindt de vrouw zich in de delta van de Po. Het terrein is er vlak en dus
volledig anders dan op de plekken waar ze al is geweest. Ze wandelt er tussen
moerassen, over dijken, langs kanalen. Ze bezoekt er de beroemde zoutmeren van
Comacchio en de opgravingen van de necropolen in Spina. Het is nog altijd
ijskoud. Ze komt er terecht in een verlaten weidsheid:
‘Er opende zich een landschap, of liever de afwezigheid van
een landschap, waardoor je kon vergeten dat de zee, Comacchio, de Bassa Padana
er waren, dat er überhaupt iets anders was dan het deinen van dit water, met
eilandjes van fijnvertakte struiken, die rood-paars glinsterden in de winterzon,
dan de vervallen opslagloodsen van de salines, die als luchtspiegelingen in de
verte hingen, dan vaag zichtbare meertjes, dijken, geboomte, dan andere levende
wezens behalve vogels.’
Kinsky schrijft geen modieuze en makkelijk
verteerbare korte-zinnetjesproza. Ze grijpt ook niet naar een barokke taal met
lange meanderende zinnen en sierlijke vergelijkingen. Haar proza kenmerkt zich
door een eigenzinnige spaarzaamheid waarmee ze trefzeker haar terrein
beschrijft, zonder dikdoenerij of overdreven smart. Er gebeurt weinig in de
roman: de uitstapjes van de ik-figuur vormen het verhaal van Kreupelhout. Maar belangrijk is dat de
Italiaanse reis ook een innerlijke reis is geworden, dat de roman verder gaat
dan het beschrijven van de zichtbare realiteit. De rouw, nauwelijks aangeraakt
en nauwkeurig verweven, ligt als filigraan op het terrein. De roman is slechts
ten dele een klaagzang, het is ook een bedwelmende en melancholische ode aan
het leven. Esther Kinsky weet hoe ze met weinig franje, maar met vlijmscherpe
precisie, een intelligent requiem moet componeren.
Esther Kinsky: Kreupelhout. Terreinroman, Pluim, Amsterdam 2019, 287 p.
Vertaling van Hain. Geländeroman door Josephine Rijnaarts. ISBN 9789492928627
© 2023 | MappaLibri