Eva Gerlach ziet zelf haar jongste bundel als het sluitstuk
van het drieluik Labyrint, waarin de
menselijke ervaring wordt onderzocht. Waar Kluwen
(2011) en Ontsnappingen (2016) respectievelijk
focusten op de complexe omgang met tijd en ruimte, heeft Oog vooral aandacht voor de manier waarop de mens verbonden blijft
met de wereld en met anderen.
De opbouw van de bundel is opnieuw bijzonder doordacht.
Elke afdeling gaat vergezeld van een schematische illustratie van een oog,
waarbij een beweging wordt gesuggereerd van buiten naar binnen tot in het
centrum toe. Dat centrum wordt echter gebruikt aan het einde van de bundel voor
een witte bladzijde, een ‘ongeschreven’ afdeling. Het wijst erop hoe Gerlach
niet meteen geïnteresseerd is in een beschrijving van wat ogen daadwerkelijk
waarnemen, maar in wat zich aan de keerzijde van die waarnemingen bevindt, het
sublieme dat de wereld onmiskenbaar in een ander daglicht plaatst.
Het gaat er in deze
bundel inderdaad stormachtig aan toe, ook al speelt de illustratie op de kaft
met de spanning tussen de rusteloze storm en het statische ‘oog’ van de storm
in het centrum daarvan. Die foto vat in feite prachtig de positie samen van de
dichteres. Het ik in deze verzen raakt ontregeld en beschrijft die
problematische verhouding tot de ander, maar tegelijk resulteert dat in
diepgaande inzichten en ronduit huiveringwekkend prachtige verzen. De beweging
in de bundel lijkt er een te zijn van abstractie en veralgemening naar het
concrete (met uiteindelijk afdelingen als ‘Lichaam’, ‘Hier’ en ‘Nu’), maar
tegelijk gaat de schriftuur zo’n simplistisch schema tegen.
Van bij het begin staat alles in
het teken van de aanspreking en de bezwering. De dichteres aanroept een afwezig
op een hymnische wijze, in de hoop de afstand tussen beiden op die manier te
overbruggen. De kracht van het poëtische woord staat daarbij duidelijk
centraal, want de talige ontregelingen moeten het visionaire suggereren. De
gedichten zelf zijn aanvankelijk bewust vaag en schematisch gehouden, alsof de
ander nog geen duidelijk gelaat heeft gekregen. Gaandeweg wordt de realiteit
herkenbaarder, met anekdotes en scènes uit het verleden die de ik-figuur zijn
bijgebleven. Vooral in die gedichten is Gerlachs taal bijzonder intens,
aangezien zij als geen ander details weet naar voren te halen en te
transformeren tot beklijvende beelden. De spanning tussen het contact en de
onmogelijkheid van een concrete aanwezigheid wordt tastbaar op elke bladzijde.
Het geloof in
de mogelijkheden maar ook in de beperkingen van (poëtische) taal vormt een
centraal thema in de bundel. De dichteres tast ook de componenten van de taal
verder af. Soms wordt de zegging verschraald tot schema’s of flarden die uit
een groter, samenhangend verhaal lijken te stammen. Elders worden indrukken
vermenigvuldigd via opsommingen en beelden waardoor ze aan perspectief winnen.
Hoe dan ook is Gerlach geen makkelijk, maar een indringend dichter.
Eva Gerlach: Oog, De Arbeiderspers, Amsterdam 2019, 87 p.
ISBN 9789029540216. Distributie L&M Books
© 2023 | MappaLibri