Hagar Peeters blijft in haar genre top, dat lijdt geen twijfel. De
lijvige nieuwe bundel laat opnieuw zien hoe ze als een briljante performer kan
werken met ritme en de dosering van informatie om haar taal uit te puren en
voortdurend de spanning naar de lezer toe op te bouwen. Daarbij verliest ze de
muzikaliteit van de taal niet uit het oog. Zo opent De schrijver is een
alleenstaande moeder met een prachtige lyrische evocatie, ‘Zomernachtzang’, een
slaaplied van een moeder (voor haar kind, maar zeker ook voor zichzelf). Het is
een soort van melodieuze ballade waarin het leven tot kosmische proporties
wordt uitvergroot; gaandeweg verschuift daarbij het perspectief van de betrokkene
naar een soort van externe visie (in de derde persoon). Die associatieve hymne
aan het moederschap maar ook aan de taal is een fantastische ouverture.
In de daaropvolgende
reeksen wordt dat moederschap verder afgetast in al zijn variaties. Daarbij
valt op hoe sterk Hagar Peeters put uit haar eigen verleden en haar
voorgeschiedenis. Net zoals haar moeder is zij een alleenstaande moeder, en die
situatie confronteert haar zo mogelijk nog intenser met wat het ‘moederschap’
inhoudt, in de dagelijkse realiteit maar evenzeer symbolisch. Die
autobiografische laag wordt in deze bundel overduidelijk geëxploreerd, maar
tegelijk blijft er het besef dat het verleden geen natuurlijk gegeven is maar
een menselijke constructie, de neerslag van hoe wij gebeurtenissen beleven en
herleven. De afdeling ‘vroege en ware nietverzinsels’ geeft daarvan een
intrigerend beeld. De gedichten cirkelen rond een aantal herinneringen, van de
prille jeugd tot de aankondiging van de eigen zwangerschap. Vooral de seksuele
intimidatie van mannen krijgt aandacht, omdat ze mee bepaalt hoe vrouwen geacht
worden zich te gedragen. In die zin vormen deze gedichten een prelude tot de
essentiële thematiek, die van het moederschap en het vrouw-zijn, een identiteit
die het individu zich eigen moet maken, maar die grotendeels ook door
maatschappelijke conventies wordt voorgekauwd.
In de daaropvolgende reeksen
laat Peeters haar meesterschap nog overtuigender spreken. Ze voert een aantal
personages uit het verleden ten tonele, figuren met wie ze zich in sommige
opzichten verwant voelt. Daarbij gaat het om erg uiteenlopende personen.
Fascinerend is de manier waarop de dichteres bewonderde collega’s als Sylvia
Plath en vooral Lucebert creatief imiteert en zich daarbij hun idioom
magistraal toe-eigent, maar daarnaast is er ook een bij momenten hilarische
evocatie van de muze van de middeleeuwse Brugse schilder Memlinc. Dat staat dan
weer in schril contrast met de bladzijdenlange tekst waarin het lyrische ik
schrijnend de stem vertolkt van de dochter van Josef Fritl die door haar vader
jarenlang werd misbruikt en in een kelder opgesloten, waarna het burgerlijke
leventje in het Oostenrijkse dorp ogenschijnlijk zijn gewone gang ging.
Net door die
herhaalde aandacht voor de relatie tussen (mannelijke) daders en hun
(vrouwelijke) slachtoffers wordt tot slot de titelafdeling in een ander
perspectief geplaatst. De rol van de alleenstaande moeder met haar dochter
wordt hier zowel in het verleden (met de eigen moeder) als in de toekomst (met
de eigen dochter) geprojecteerd. Kleine anekdotes en voorwerpen krijgen zo een
soort van symbolische waarde, als momentopnamen maar tegelijk als archetypische
ervaringen. Het zijn verrassend sobere maar trefzekere gedichten die bijna analytisch
zijn van toon en van invalshoek. De emoties blijven grotendeels onderhuids maar
net dat draagt bij tot de intensiteit van deze verzen. Het luidt dat deze
bundel deel uitmaakt van een omvattend project naar de relatie tussen schrijven
en alleenstaand moederschap. Het is dan ook uitkijken naar het vervolg op deze
fraaie openingszet.
Hagar Peeters: De schrijver is een alleenstaande moeder, De Bezige Bij, Amsterdam 2019, 109 p.
: ill. ISBN 9789403167305. Distributie Standaard Uitgeverij
© 2023 | MappaLibri