De flard

‚Niets is wat het is.‘ Een repliek uit Driekoningenavond, een komedie van Shakespeare die Philippe Lançon, de avond voor de fatale datum van 7 januari 2015, de dag van de aanslag op Charlie Hebdo, zal bijwonen in het Théâtre des Quartiers d'Ivry in Parijs. Hij heeft de repliek opgeschreven als inleiding voor een mogelijke bespreking van het stuk - de auteur is cultureel recensent bij de krant Libération - maar zal die notitie pas veel later teruglezen in zijn aantekenboekje dat hij samen met zijn rugzakje uit het oog heeft verloren.
 
Want intussen zal, één dag later, de slachting plaatsvinden op de redactie waarbij ettelijke doden vallen en Lançon, die columnist was bij het satirische weekblad, zwaargewond zal raken. Een brutale cesuur in een leven dat op dat ogenblik een nieuwe wending leek te nemen. Een aanvraag om gedurende zes maanden aan de universiteit van Princeton Latijns-Amerikaanse literatuur te doceren, is toegekend en in New York wacht zijn nieuwe geliefde, de Cubaanse Gabriela. Een ticket voor de vlucht is al aangeschaft.
 
Maar niets is wat het is. Die ochtend van de eerste redactiebijeenkomst van het nieuwe jaar, verkiest Lançon naar Charlie Hebdo te gaan in plaats van naar Libération, waar die dag op de voorpagina een artikel zal verschijnen met zijn bespreking van de nieuwste roman van Michel Houellebecq, Soumission, een boek over de machtsovername van Frankrijk door de moslims. Tijdens de zoals altijd chaotische en anarchistisch gekleurde tafelronde in het piepkleine redactielokaaltje, typisch voor de wijze waarop de ideeën voor elk nieuwe nummer ontsproten, zal Lançon nog gevraagd worden zijn column aan Houellebecq te wijden, een voorstel waarop hij, gelet op het stuk in Libération, niet ingaat.
 
Wanneer hij omstreeks halftwaalf het pand wil verlaten, maar eerst nog een foto van de jazzdrummer Elvin Jones wil tonen aan cartoonist Cabu, horen ze enkele 'gedempte knallen zonder echo', direct gevolgd door het gegil van vrouwenstemmen en zien ze twee gemaskerde fanatici binnenstormen, de gebroeders Saïd en Chérif Kouachi, die luidkeels ‚Allah Akbar‘ brullend hun kalasjnikovs leegschieten op de aanwezigen. Een 'helleketel'.
 
Voor Lançon de start van het verschrikkelijkste half uur van zijn hele leven, 'kwaad dat als een geest uit een zwarte fles is ontsnapt'. De hele tragedie lijkt eindeloos lang te duren en wordt als een vertraagde film beschreven met talloze details die overigens een algemeen beeld onmogelijk maken. Pas later zal hij de omvang van de aanslag begrijpen: op de redactie zijn er elf doden en vijf gewonden, waaronder hoofdredacteur Charb en de oudgedienden Wolinski en Cabu. De 51-jarige Lançon zelf is zwaargewond, zijn armen doorzeefd en de onderkaak kapotgeschoten, maar hij zal die eerste tijd merkwaardigerwijs niet de minste pijn voelen en in een overlevingsreflex aan een van de twee overlevende vrouwen nog kunnen vragen om met zijn mobieltje zijn moeder te bellen.
 
Overgebracht naar de intensieve zorgen in het hospitaal Salpêtrière en later op kamers met constant twee lijfwachten voor de deur, begint voor hem een totaal ander leven, meer een overleven in feite. Want de genezing en de reconstructie van zijn gewonde lichaamsdelen zullen bijna twee jaar vergen. Meer dan vijftien chirurgische ingrepen door de arts Chloé Bertolus, die voor hem niet alleen fysiek maar ook psychologisch van vitaal belang zal blijken. Lançon heeft immers een reëel oorlogstrauma opgelopen dat hem maanden aan bed en aan huis zal kluisteren, bezig met de scherven van zijn leven op te rapen en een nieuw bestaan te reconstrueren. 'De tijd van een schokkende gebeurtenis is duister en oneindig. Hij is grenzeloos.'
 
Het resultaat van die strijd is te lezen in deze autobiografische en ook literaire en artistieke kroniek waarvoor hem op 18 november 2018 de Prix Fémina werd toegekend. Het zal meteen zijn eerste publieke optreden worden. Het boek heeft onmiddellijk succes en zal nadien ook nog worden bekroond met de Renaudot en de Interallié. Een bijzonder boek omdat het zo in detail, naast de pijnlijke fysieke aspecten ook de psychologische gevolgen van het drama en van de weg naar genezing vastlegt. Dat alles zonder de wereld rondom hem te vergeten of zijn belangstelling voor kunst en cultuur te verliezen. Integendeel.
 
De literatuur, dichters en schrijvers (Proust, Baudelaire, Kafka, Mario Vargas Llosa...), de muziek, muzikanten en componisten (Bach, Chopin, Pollini, John Coltrane...), de kunst en de schilders (Velázquez, Matisse...), ze zijn constant aanwezig en nodig om zijn gedachten te ordenen en herinneringen aan zijn vroegere leven op te roepen. Ze zijn van levensbelang voor zijn overleven als geschonden mens op een wijze zoals het zo mooi wordt gezegd in die zinsnede van de schilder Poussin, die Philippe Lançon, lang voor het drama, ooit had geciteerd in een column: ‚Mijn aard dwingt me ertoe mooi geordende dingen op te zoeken en lief te hebben en te vluchten voor verwarring, die me even erg schaadt en tegenstaat als de duisternis het licht schaadt en tegenstaat‘.
 
Een eerlijke getuigenis en een intens doorleefd geschrift.
 
Philippe Lançon : De flard, De Geus, Amsterdam 2020, 512 p. ISBN 9789044542630. Vertaling van Le Lambeau door Ghislaine van Drunen, Annelies Kin en Nathalie Tabury. Distributie L&M Books 

© 2024 | MappaLibri