De duivel is om de een of andere reden een
belangrijk personage in literatuur. Denk aan het laatmiddeleeuwse wagenspel Mariken
van Nimwegen over een meisje dat zich door de duivel laat verleiden en
jaren met hem samenleeft voordat ze tot inkeer komt. Ook buiten de Nederlandse
literatuur is de duivel een vaak geziene gast, van Boelgakovs’ De meester en
Margarita tot aan Goethes Faust. Goethe inspireerde daarmee op zijn
beurt weer Thomas Mann (Doctor Faustus) en diens zoon, Klaus Mann (Mefisto).
Maakt dit het toevoegen van de duivel aan een verhaal tot een recept voor goede
literatuur? Of is het juist een recept voor mislukking, omdat het bijna
onmogelijk is te tippen aan voorgangers die met de duivel aan de haal zijn
gehaal? We nemen de proef op de som.
De met de VSB Poëzieprijs 2017 bekroonde
dichter Hannah van Binsbergen heeft in ieder geval het lef om in haar
prozadebuut zonder dralen Satan als personage te introduceren. De roman Harpie
begint met de mislukte zelfmoordpoging van hoofdpersoon Harpie. Nadat ze haar
polsen heeft doorgesneden, komt uit haar bloed Satan tevoorschijn, in de roman
ook wel aangeduid als Lucifer of Beëlzebubje. Hij ontpopt zich tot haar enige
metgezel en coach. Dit roept de gedachte op aan Mariken van Nimwegen, die in haar
wanhoop zowel de hulp van God als de duivel aanroept en uiteraard alleen door
de duivel verhoord wordt.
Harpie besluit na haar zelfmoordpoging een experiment aan
te gaan: ze geeft zichzelf acht maanden waarin ze ‘gewoon dingen doe[t] totdat
[z]e op een gegeven moment niet meer dood wil.’ Gewoon dingen doen betekent in
dit geval overdag als receptioniste werken en daarnaast onder de schuilnaam
‘Sylvia’ als escort aan de slag. Dat laatste lijkt helemaal niet zo gewoontjes,
maar past binnen Harpies levensstijl. Al vanaf haar dertiende heeft ze seks in
steegjes en parken met willekeurige mannen en op haar zeventiende beleeft ze
haar eerste orgie. Ze ziet haar seksuele escapades als ‘een permanente
ontsnapping uit het leven. Haar extases en transgressies waren nooit een
bevestiging van haar bestaan, maar een richtingaanwijzer voor de andere,
heerlijke optie: met een knal de wereld verlaten.’ Ook de verbinding tussen
seks en dood heeft precedenten in de literatuur. Denk bijvoorbeeld aan Jan Wolkers’
Turks fruit waarin beide nauw verbonden zijn.
Harpie wordt vooral gekenmerkt
door wat ze niet is of wat ze niet meer heeft. Ze is gestopt met haar opleiding
en is dus geen student meer. Haar relatie is uit en ze is dus niet meer iemands
vriendin. Ze heeft geen geld en zit in de schulden. Wat is zij dan wel? Buiten
een harpij, het wezen dat in Dantes Inferno tussen de zelfmoordenaars
huist? Harpie lijkt haar identiteit eerder te vinden in haar werk als
prostituee dan in haar als nutteloos gepresenteerde baliebaantje. Maar is haar
identiteit als prostituee niet slechts een masker? Een toneelstuk? Tegen Satan
zegt zij: ‘Maar ik ben niks. Ik ben leeg en vormloos, een parasiet die zich
vastbijt in de wensen van anderen, de vorm aanneemt die een ander voor me
gedroomd heeft.’ Ze schikt zich naar de wensen van haar klanten en speelt de
rol die zij willen dat ze speelt, zonder daar zelf plezier uit te halen. Ze is
daardoor alleen in relatie tot de ander iets, en dat is nooit zichzelf. Haar
oplossing om gewoon dingen te doen totdat ze niet meer dood wil, brengt haar
dan ook niet dichter bij een identiteit of iets om voor te leven. Ze lijkt
vooral op dezelfde voet verder te gaan en het is en blijft dan ook de vraag wat
zij na acht maanden gaat besluiten.
Harpie bevat vele
interessante elementen en thema’s, van een spel met namen tot de thematiek van
de zin van leven. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de prettige en
goede schrijfstijl. Van Binsbergen verliest zich niet in hoogdravend
taalgebruik, maar is ook niet direct simpel te noemen. Wil dit zeggen dat het
boek de proef doorstaan heeft? Nee, hoewel ik het zeker een goed debuut vindt
en van harte hoop dat Van Binsbergen blijft groeien en schrijven, mis ik iets
in dit boek. Dat zegt echter zeker ook iets over mijn hooggespannen
verwachtingen of mijn literaire voorkeuren. Het boek eindigt met een soort van
groepstherapie waaruit blijkt dat Harpie met haar problemen en haar zoektocht
naar identiteit niet alleen staat. Is dit nu echt waar dit boek naartoe opgebouwd
heeft? Ik mis de knal waarmee dit verhaal mijns inziens uit zou moeten gaan.
Dat zou Harpie-waardig zijn.
Hannah van Binsbergen: Harpie,
Pluim, Amsterdam 2020, 175 p. ISBN 9789492928689
© 2024 | MappaLibri