Het mannelijk geslacht ligt al enige tijd onder vuur. Het heet toxisch te
zijn, geprivilegieerd, en over het algemeen niet te deugen. Dat is althans het
dominante verhaal in bepaalde feministische en identiteitspolitieke kringen,
zeker sinds het uitbreken van #metoo. Maar wanneer een culturele gedachte zo
vlot met de gladheid van een oneliner en zonder kritische reflectie de ronde
doet in het publieke debat, is er doorgaans iets meer aan de hand. Al was het
maar omdat de werkelijkheid dit mantra tegen de haren in strijkt: de meeste
mannen (ook de meeste mannen die ik ken – ja, zelfs die mannen die blank en
hetero zijn) gedragen zich niet toxisch en zijn doorgaans gewoon heel aardig en
menselijk, op die menselijk feilbare manier die des mensen is (en ik ken
daarentegen behoorlijk wat toxische vrouwen, al zou ik dat natuurlijk nooit
hardop zeggen of publiceren).
Deze bundel opstellen lijkt een interventie te willen doen
in dat debat, en wil met name het beeld van de man wat bijstellen. In zijn
inleidende opstel laat samensteller Jan Postma ons delen in een aantal van zijn
twijfels over wat mannelijkheid betekent, waarbij hij zich enerzijds aan de
zijde van de criticasters schaart (Jordan Peterson krijgt een veeg uit de pan;
Maaike Meijer gaat met alle lof lopen), maar anderzijds ook de vraag oproept of
die hele beeldvorming rond mannen wel klopt. De opzet van het verdere boek is
dan dat hij een hele rist collega-journalisten en schrijvers, de meesten van
verre of dichtbij betrokken bij De Groene Amsterdammer, heeft
uitgenodigd om een kort essay te schrijven over de representatie van
mannelijkheid in een roman die hen nauw aan het hart ligt. Op die manier biedt
elk van de essays een subtieler, meer genuanceerd beeld van mannelijkheid,
waarbij duidelijk moet worden dat niet alle mannen zijn zoals het clichébeeld
het voorhoudt, en dat heel veel mannen ook worstelen met de verwachtingen die de
patriarchale maatschappij op hun schouders dumpt.
Dat is heel sympathiek, maar het
probleem ermee is dat je op die manier, althans voor het denkende deel van de
bevolking (en al helemaal voor dat deel van de bevolking dat af en toe een boek
leest), een open deur intrapt. Het is bovendien jammer dat Postma die benadering
niet expliciet uitwerkt, maar veeleer anekdotisch rechtvaardigt (in niet
geringe mate vanuit een soort openbaring beleefd tijdens een voordracht van
Maaike Meijer). Alleen in het pittige opstel van Marja Pruis (naar aanleiding
van Stendhal), dat als eerste in de rij van bijdragen staat, krijgen we iets
dat op een beginselverklaring lijkt en met nuchtere directheid een aantal
krijtlijnen uitzet voor hoe een doordacht debat vorm zou kunnen krijgen. Daarna
volgt een hele reeks korte, soms interessante maar net iets te vaak vrij licht
wegende observaties over romans die we al dan niet kennen of gelezen hebben. Die
stukjes zijn bovendien geschreven door mensen die, zeker voor wie De Groene
Amsterdammer niet leest, en al helemaal voor de Vlaamse lezer, doorgaans
vermoedelijk nobele onbekenden blijven (namen als Maxim Februari en Xandra
Schutte springen er nog wel uit). Dat hoeft natuurlijk niet te betekenen dat
zij niets te melden hebben, integendeel, maar hun bijdragen lezen toch vooral
als terloopse columns over geliefde boeken.
Hier is een kans gemist. De
intenties zijn nobel en integer, maar de uitwerking mist een lijn, een project,
een visie, of gewoon het besef dat men een boek aan het maken was, niet een
paar individuele stukjes voor de krant of een magazine. De lijn die de
bijdragen verbindt, is dat ze over boeken gaan van mannelijke auteurs die over
mannelijke personages schrijven. Helaas is dat niet voldoende om een project te
maken. ‘Als de romanvorm ergens op is toegesneden,’ schrijft Postma, ‘dan is
het dat hij kan laten zien hoe ieder essentialisme stukloopt op de veelvormige
werkelijkheid.’ Inderdaad, maar hoezo is dit nieuws? Het probleem is niet dat
het uitgangspunt niet deugt, het probleem is dat ik in de essays maar heel
weinig heb gelezen dat mij verrast, nieuw voorkomt, aanzet tot denken, of mij
zelfs maar het gevoel geeft dat ik dringend een van die boeken moet gaan lezen.
Te vaak blijven de opstellen descriptief en zijn hun inzichten over
mannelijkheid op het vrijblijvende af oncontroversieel. En dat is jammer, want
die mannelijkheid mag eindelijk wel eens uit dat verdomhoekje.
Jan Postma (red.): Jongens waren we: De problematische sekse in
de literatuur, Das Mag, s.l. 2020, 216 p. ISBN 9789493168268
© 2024 | MappaLibri