Als kleuter al was Juli
Zeh een paardenmeisje, dat omdat ze haar ouders de oren van het hoofd zeurde, op
voltige mocht toen ze zes was en daarna zuinigjes één uurtje les per week
volgen op de manege. Zo’n meisje dat elk vrij ogenblik in de paardenstallen
doorbracht en de illusie koesterde dat ze toch wel een speciale band had met
Leroy, de pony waar àlle paardenmeisjes gek op waren. Zo’n meisje dat meewarig toekeek
hoe leerlingen wier ouders wél geld veil hadden voor de dure hobby van hun
kinderen, al sukkelend en stuntelend op de hoefslag reden en droomde hoeveel
beter ze het zelf zou doen.
Haar
paardenmeisjesillusies worden brutaal aan diggelen geslagen wanneer ze de kans
krijgt om voor een privépaard te zorgen. De eigenaar heeft immers onmogelijke
wensen: een nauwelijks gereden, onopgevoed en slecht gegymnasticeerd paard snel
even op wedstrijdniveau laten presteren. Al haar wilskracht, geduld en op dat
moment nog beperkte kennis mogen niet baten. Haar leerschool op de manege had haar
maar bitter weinig bijgebracht. Paardrijden leerde je daar namelijk niet:
zitten in balans, ‘hulpen’ gebruiken om vanuit het zadel te communiceren met je
paard – essentiële zaken als je een echte ruiter wil worden – dat was daar allemaal
niet aan de orde. Eerst moest je leren niet van je paard af te vallen en als je
dat kon, moest je leren domineren, zo nodig met sporen en de zweep.
Over mensen en paarden gaat over Juli Zeh’s persoonlijke ervaringen
in de paardenwereld. Vooral de training van haar eigen paarden was een aartsmoeilijk
parcours, maar het heeft haar wezenlijke inzichten bijgebracht en van haar een
ruiter gemaakt die
openstaat voor de natuur en de persoonlijkheid van haar rijdier. Waar de eerste hoofdstukken grotendeels anekdotisch
blijven, gaat Zeh in wat volgt dieper in op de psyche en de aard van het paard,
de sociale gedragsregels in een kudde en hoe een natuurlijk paardenleven
diametraal staat tegenover de doelen van ons prestatiegerichte mensen. Wil de paard-mensrelatie kunnen slagen
dan is wederzijds vertrouwen een sleutelwoord en dat is niet vanzelfsprekend. Een
paard is en blijft een vluchtdier, maar beschikt wel over de nodige sociale
vaardigheden om de mens -- die zich in houding en handelen voor een paard vaak
als een roofdier voordoet -- te leren vertrouwen. Paarden tot onderwerping
dwingen, brengt misschien wel noodgedwongen gehoorzaamheid, maar geen
vertrouwen mee.
Zeh is zeer to the point in haar
kritiek op de trainingsmethoden in Duitsland, maar dezelfde onaanvaardbare situaties
in de topsport zijn hier en vooral in Nederland al jaren lang voer voor zeer
bitse discussies, over onder meer de ‘rollkür’. De methodes leveren dan wel (snelle)
successen op, maar vormen ook het zichtbare bewijs van fysieke en mentale mishandeling
van het paard. Aan de hand van haar ervaringen in de training van haar eigen
paarden breekt Zeh een lans voor
de klassieke, paardvriendelijke rijstijl, die los van de eisen van de sport- en
paardenbusiness, uitgaat van de fysieke en psychische eigenschappen van het
paard. Ze gaat daarvoor terug naar de basis, naar de ‘scala van africhting’,
die ingesteld in door de Duitse ruitersportorganisatie FN, en die teruggaat op
de instructies voor de opleiding van legerpaarden en cavaleristen sinds de 19de
eeuw.
Sinds ze paarden houdt en
ettelijke uren per dag buiten met ze bezig is, is Zeh paradoxaal genoeg meer
gaan schrijven. Of beter, meer gefocust gaan schrijven. En ze vindt nogal wat
overeenkomsten tussen haar werk met paarden en literatuur. Bijvoorbeeld dat
geen van beide geschikt zijn als beroep. Toch niet voor haar. Schrijvers en
paardentrainers hebben dit gemeen dat ze met hun emoties moeten leren werken:
‘Ze moeten hun
energielevel kunnen opschroeven en weer afbouwen, identiteiten aannemen en weer
loslaten, het innerlijke klimaat als het ware met een druk op de knop
veranderen. En dan is er nog een overeenkomst: voor beide activiteiten is het
van belang om niet te veel te willen.’
Over mensen en paarden is een knap persoonlijk relaas, waarin Zeh specifieke
materie, die vooral aan paardenmensen besteed is, soepel afwisselt met solide levensbeschouwing.
Ze raakt diverse thema’s aan, doet dat licht en soms erg vluchtig, maar
ze levert telkens wel interessante denkstof. Bijvoorbeeld in wat ze schrijft
over de constructie van identiteiten, hét grote thema van deze tijd, terwijl de
geschiedenis nochtans bewezen heeft dat collectieve identiteiten
aartsgevaarlijk kunnen zijn. Haar conclusie: wees mens, zoals het paard paard
is. ‘Meer identiteit wekt immers alleen maar ontevredenheid en ergernis op.’
Er zijn heel veel prettig
lezende stukken bij, bijvoorbeeld over de ‘consumptiewaan’ in verband met het
paard (die kan gaan tot het overvloedig aanschaffen van artikelen tot het
verzamelen van paarden zelf) of het wel en wee van de ‘paardenvrouwenroedel’ en
al die ‘paardenvrouwenmannen’ die daarmee maar overweg moeten kunnen. Ze zijn
geschreven met onderkoelde humor, veel zelfrelativering en zelfspot, maar ook
met een scherp inzicht.
Het
paardenmeisje Juli Zeh is een paardenvrouw geworden en dat toont zich in veel
meer dan in een verschil in jaren. Ook voor wie niets
heeft met paarden en ruiters bevat Over mensen
en paarden een behartenswaardige levensvisie.
Juli Zeh: Over mensen en
paarden, Ambo/Anthos, Amsterdam 2020, 196 p. ISBN 9789026349522.
Vertaling van Gebrauchsanweisung für Pferde door Annemarie Vlaming. Distributie
VBK België
© 2024 | MappaLibri