De dans van de dichter

Er is een tijd geweest, nog niet zo lang geleden, dat poëzie algemeen gerekend werd tot de toppen van de taalkunst. Jongeren maakten overvloedig kennis met gedichten op de middelbare school, en kranten en tijdschriften maakten ruim tijd en plaats vrij voor recensies over pas verschenen dichtbundels en herontdekte klassiekers. Literaire cultuur gold als een van de toegangswegen tot een optimaler bestaan, zowel individueel als sociaal. In die context verschenen jaarlijks bundelingen van essays en literaire kritieken of grondige analyses van belangrijke gedichten, net omdat die informatie belangrijk werd geacht om mensen te gidsen bij hun schuchtere verkenningen van het soms ingewikkelde poëtische landschap.    

Johan Reijmerink is zonder enige twijfel een van die gidsen, en het feit dat hij een carrière als leraar achter de rug heeft maakt hem tot een boeiende lezer. Zijn belangstelling is erg verscheiden, maar in feite is zijn fascinatie voor poëzie geworteld in de zoektocht naar het mysterie achter de woorden. Hoe slaagt een dichter erin om, louter met behulp van wat schamele woorden, iets bij zijn lezers los te maken, hen te vervreemden van hun gedachten en over te brengen naar een ander, avontuurlijk universum? Die sprong van wat er staat naar de onverhoedse ervaring en het achterliggende mysterie vorm de leidraad in De dans van de dichter, waarin de essayist zijn notities bij allerlei dichtbundels groepeert.
 
Het gaat om bijdragen die eerder verschenen op de website Meander en in de Poëziekrant, maar die hier een diepere samenhang krijgen. De titels is in meer dan een opzicht sprekend voor het project dat Reijmerink voor ogen staat. Hij wil ‘de dans van de dichter’ achterhalen, de bedoeling zoals die uit de teksten gestileerd naar voren komt, als lezer op zoek naar ‘wat onuitsprekelijk’ is. Veel essays hebben het over duisternis en licht, over raadsels en verborgen geheimen. Dat klinkt nogal metafysisch (en dat is het ook wel), maar de criticus blijft toch steevast bij de gedichten zelf. De meeste teksten combineren diverse gedichtfragmenten met algemenere beschouwingen. Op die manier krijgt de lezer van dit boek een soort van gecondenseerde bibliotheek aangeboden, samen met een deskundige en genuanceerde leesinstructie.  
 
Reijmerink beperkt zich in dit boek tot bundels die de afgelopen twaalf jaar verschenen waardoor zijn besprekingen ook een soort van tijdsdocument zijn. Typerend daarvoor is het opstel over Menno Wigman, dat het boek opent. De criticus volgt er niet alleen de gedichten chronologisch, hij wijst op nadrukkelijk op de nauwe band met het leven van de dichter en diens romantische visie op het bestaan. Daarenboven analyseert hij dit werk als een getuige van ‘het verweesde levensgevoel van deze tijd’. In de meeste beschouwingen komen diezelfde thema’s aan bod: het lyrische ik wordt er besproken als een authentiek autobiografisch personage dat streeft naar een diagnose met een meer dan louter individueel belang. Net daardoor wordt de individuele uitdrukking relevant voor andere mensen.
 
Over het algemeen is Reijmerink een behoedzame en hoogst betrouwbare lezer, al is zijn zoektocht naar een metafysische zin van het leven nooit ver weg. Hij besteedt daarbij aandacht aan dichters van een sterk verscheiden temperament en met een heel verschillende poëtica, zonder hun uitgangspunten geweld aan te doen. De literair-historische informatie blijft doorgaans beperkt tot summiere biografische gegevens, maar wie dit boek doorleest heeft toch een mooi beeld van de stand van zaken in onze hedendaagse letteren. En bovenal: de lezer Reijmerink is vaak zo aanstekelijk dat je meteen naar de boekhandel of de bibliotheek zou hollen. Veel informatie en veel poëzie voor weinig geld, dus.  
 
Johan Reijmerink: De dans van de dichter. Over wat onuitsprekelijk is, Poëziecentrum 2020, 218 p. ISBN 9789056551483 

© 2024 | MappaLibri