Bittere tijden

In de jaren vijftig van vorige eeuw is in Midden-Amerika een tijdsgewricht ontstaan dat bol stond van gewelddadige revoluties en wreedaardige dictaturen. Naar het model van zijn eerdere roman Het Feest van de Bok waarin hij Rafael Trujillo, de nietsontziende despoot van de Dominicaanse Republiek, over de hekel haalde, wijdt Vargas Llosa nu zijn scherpe pen aan het trieste wedervaren van een ander Centraal-Amerikaans land, met name Guatemala, tijdens een van de duisterste episodes uit de Latijns-Amerikaanse geschiedenis. Hoe dat er destijds allemaal aan toeging legt de auteur breedvoerig uit in de aanloop naar en de uitwerking van dit op feitelijke achtergronden gebaseerde tijdsdocument.    

De Peruaan Vargas Llosa, die in 2010 de Nobelprijs voor Literatuur won, heeft de wereld veroverd met romans over de Latijns-Amerikaanse samenleving, vooral bekeken vanuit een politieke invalshoek. Hij is niet te beroerd om daarin stelling te nemen. Van rabiaat rechtse standpunten die leiden tot machtsusurpatie gruwt hij. Een pleitbezorger van romantisch, zeker revolutionair links, kan hij evenmin worden genoemd; wel van een liberaal en democratisch kapitalisme, waarin de menselijke vrijheid centraal staat. Onder die vlag stelde hij zich (overigens zonder succes) in 1987 kandidaat voor het presidentschap van Peru. De nu hoogbejaarde auteur stak de laatste jaren heel wat tijd in het napluizen ter plaatse van talloze krantenartikels uit de bewogen tijdsperiode toen Guatemala nog de droom koesterde van een menselijker samenleving, tot aan die droom een eind kwam. Deze ‘bittere tijden’ verwerkte hij in een al bij al grotendeels authentiek historische roman, als een in fictie omgezette neerslag van zijn politiek denken.
 
Ook al is Guatemala de locus delicti in de politieke tragedie die het land de afgrond induwde, topfiguur inzake intriges is ongetwijfeld Johnny Abbes Garcia, de gewetenloze chef van de Dominicaanse veiligheidsdienst, een van de meest intrigerende horrorfiguren die toentertijd de Centraal-Amerikaanse regio onveilig maakten. Van die monsterlijke man, zo schreef Vargas Llosa al in 1998, zou ooit eens een onthullende biografie moeten gemaakt worden. Wat hijzelf bij deze enigermate probeert te doen, weliswaar in het bestek van een historische roman.
 
Zoals gebruikelijk tijdstippen en figuren dooreenhaspelend, worstelt de auteur zich doorheen een episode die beslist niet de fraaiste kan heten in de Midden-Amerikaanse geschiedenis. Niet de gewone mens staat dit keer centraal –zoals in eerdere romans- maar wel het onzalige kluwen van machthebbers: veelal bedenkelijke figuren uit de maatschappelijke toplaag zoals presidenten, generaals, hoge ambtenaren, intriganten kortom die de eigen ambitie voorrang gaven op het welzijn van de bevolking, kille geopolitieke afwegingen maakten, of niet konden weerstaan aan de perverterende verlokking van de macht.
 
Doorheen de opsomming van opeenvolgende calamiteiten springt behalve de reeds genoemde Abbes Garcia nog een tweede duistere figuur in het oog: de mysterieuze Martita Borrero Parra, ‘Miss Guatemala’ geheten, een soort femme fatale die flink wat hoge pieten aan de haak sloeg en op het einde van het verhaal spoorloos van het toneel verdwijnt. In eerste instantie zou je denken dat het hier om een fictieve figuur handelt, ingelast ter wille van de plot. Maar nee hoor, na afsluitend hoofdstuk 32 neemt de auteur in een ‘Nadien’ zélf de teugels in handen om verslag uit te brengen over een interview dat hij zowaar in de V.S. had met de (net als hijzelf) hoogbejaarde politieke diva, levend en wel. Een voor Vargas Llosa ongebruikelijk procedé, waar hij overigens niet veel wijzer van wordt - maar die het historisch gehalte van zijn relaas een flink stuk versterkt.
 
Van deze roman kan je zonder angst voor overdrijving stellen dat hij uitermate vaardig geschreven is. Vargas Llosa is een man die de kneepjes van het literaire vak zo beheerst dat het lijkt alsof het schrijven hem geen moeite kost. Het verhaal is licht verteerbaar, onderhoudend en kundig geconstrueerd. Of je er écht door meegesleept wordt, is evenwel de vraag, want een historisch tafereel schilderen is één ding, personages vlees en bloed geven een ander. De dialogen en situaties staan namelijk prioritair in functie van de hoofdopzet, met name het etaleren van het onrecht dat Guatemala is aangedaan. Als zodanig is het boek zeker geslaagd. Maar toch had ik misschien liever wat minder historische-feitenkroniek gezien, en wat meer roman.
 
Mario Vargas Llosa: Bittere tijden, Meulenhoff, Amsterdam 2020, 352 p. ISBN 9789029094078. Vertaling van Tiempos recios door Eugenie Schoolderman en Arie van der Wal. Distributie Lannoo

© 2024 | MappaLibri