5+ - De blauwen tegen de rooien drijft aanvankelijk op de aloude
tegenstelling tussen twee groepen. Twee ridderclans willen de strijd aanbinden
in het woud: de troep van Blauwbaard versus de ridders onder leiding van
Roodvonk.
De blauwen tegen de rooien is het eerste prentenboek waarvoor
illustrator en boekenmaker Benjamin Leroy ook de tekst zelf schreef. Hij legt
het nodige taalgevoel aan de dag om de lezer te boeien. De namen van de
concurrerende ridders zijn goed gekozen en Leroy springt ook speels om met
alliteratie en rijm in de rest van de tekst: koppen kappen, bloed bottelen,
venten villen! De drang om elkaar een kopje kleiner te maken verdwijnt naar het
achterplan als de ridders in het bos afgeleid worden door andere ridders dan ze
verwacht hadden. Die blijken zich bezig te houden met andere zaken dan
bloedvergieten...
Hoewel het prentenboek zichzelf niet al te serieus lijkt te nemen, zet
het de lezer wel aan het denken. De kleine ridders nemen de blauwen en de
rooien graag mee in hun spel en als vanzelf voelen de blauwen en de rooien ook
minder de behoefte om elkaar naar het leven te staan en de ‘botterik‘ uit te
hangen. De kleintjes zetten ook op een ander vlak een ‘nieuwe’ toon: zo zijn er
in het kamp van de zwarten en groenen ook vrouwelijke ridders en breken ze na
verloop van tijd hun kamp op om hun speelterrein te verhuizen. Evident, of niet
soms?
Als je
de blauwen en roden bekijkt, zie je ook dat de leden van de schijnbaar
tegengestelde groepen dingen gemeen hebben. Het meest in het oog springen
daarbij de zachtaardige ridder in elke groep, Balderik en Randalf, die zich
liefst ver van de actie houden en meer interesse hebben voor mode, muziek en
literatuur en een net kopje koffie. Daarmee worden ze duidelijk als buitenbeentjes
neergezet. Dat merk je in de tekst aan de stilte die valt en het feit dat de
andere Rode Ridders het plan van Randalf om mantels te maken van de huid van de
concurrerende ridders ‘raar’ vinden. Het prentenboek lijkt daarmee alles
welbeschouwd een soort afrekening van de auteur met zijn kinderblik van
destijds op de ridderwereld en een beetje onhandige poging om enkele (al dan
niet meer gangbare) stereotypen af te schudden.
Benjamin Leroy greep voor De
blauwen tegen de rooien naar de kleuren van de bekende
Bic-vierkleurenbalpen. De illustraties zijn dan ook volledig in blauw, rood,
zwart en groen getekend. In het oog springen ze alleszins, zeker de sfeervolle
prenten met zicht op de vallei en twee kastelen. In deze prenten is de illustrator
in dit boek op zijn sterkst en op zijn website vertelt Leroy dan ook dat hij
een jongen is van het bos. En hoewel burchten zich in werkelijkheid zelden op
een bergtop bevinden, ensceneerde hij die hier zo, ter wille van het panorama.
‘Prentenboeken moeten niks, behalve boeien’, schrijft Leroy, maar voor mij
kaapten in De blauwen tegen de rooien daarvoor te veel goede bedoelingen
om anders naar stereotypen te kijken het prentenboek.
Op de site
lees en zie je in een filmpje hoe de illustraties tot stand zijn gekomen en
ontdek je welke keur aan films en verhalen de tekenaar hebben geïnspireerd bij
het maken van dit prentenboek. Die knipoogjes gaan anders vast aan veel kijkers
voorbij, al vallen op de schutbladen wel enkele leuke ridderanachronismen op,
zoals een houten hipsterbrilmontuur, een step, een skateboard en een
hoofdtelefoon.
Benjamin Leroy: De blauwen tegen de rooien,
Gottmer, Haarlem 2020, 33 p. : ill. ISBN 9789025773137.
Distributie L&M Books
© 2025 | MappaLibri