De nieuwe bundel van Roger de Neef is typografisch een pareltje.
De gedichten (en zelfs de versregels) staan afgedrukt in een zee van wit, en
het geheel is voorzien van enkele fascinerende abstracte voorstellingen van Guy
Leclercq. Dat grote formaat legt meteen de klemtoon op elk detail van deze
woordkarige gedichten. Bij De Neef gaat het immers om de retoriek van de taal:
het ritme heeft iets plechtstatigs, en de korte regels en strofen zorgen ervoor
dat elk afzonderlijk woord geconcentreerd betekenisvol wordt.
Die plechtige, haast hymnische stijl past uitstekend bij
het thema van deze bundel, die een overledene wil gedenken. Daarbij is
thematisch sprake van een soort van uitdeinende beweging. De eerste reeks
gedichten roept nadrukkelijk de overleden persoon op. Dat gebeurt, geheel
volgens de principes die De Neef al jarenlang hanteert, op een erg beeldrijke
wijze. Het ouder worden is de finale etappe in een reis, en de lichamelijke
aftakeling wordt opgeroepen in beelden die de natuur evoceren. Tegelijk is
boeiend om te zien hoe dat stervensproces wordt verbeeld op een dubbele manier:
passief, als het verlies van energie en vermogens en een totale verstilling,
maar ook actief, als het teruggeven van het leven aan het ruime kosmische
verband. De mens doet als het ware afstand van wat hem of haar een tijdlang is
toevertrouwd. In die zin is deze rouwkrans niet alleen een herdenking van de overledene,
een postuum monument in woorden dat de vitaliteit en de herinneringen aan
vroeger opnieuw activeert. De gedichten zijn evenzeer een intense hulde aan het
leven, ook al bezit dat niet meer de kracht van lang geleden.
Dat proces van veroudering leidt
vanzelfsprekend ook tot een bezinning op de eigen eindigheid. Marinette wordt
immers beschreven in relatie tot de ik en de wij die van haar afscheid hebben
moeten nemen. Zij is een intieme vriendin maar ook een voorbeeld voor de weg
die eenieder moet gaan. Het is een intense en diepe zoektocht naar het
menselijke bestaan, die hier in sobere bewoordingen plaatsvindt. De dichter
kiest voor korte regels en zinnen, met veel pauzes, en vooral voor tal van
beelden. Levenloze dingen worden als levend voorgesteld, terwijl de mens
omgekeerd zijn centrale rol in de wereld verliest. Die schrijfwijze met
sprekende metaforen en symbolen is misschien wel de grootste kwaliteit van De
Neefs dichterschap, en hier wordt de stijl tot een hoogtepunt van intensiteit
gevoerd.
De bundel loopt, niet
verwonderlijk, uit op een meditatie over bomen. De boom staat in de wereld van
De Neef voor een vertraagd maar daardoor intenser bewustzijn, een wijze van
leven die wortelt in de harmonie van de kosmos. Bomen zijn in zekere zin een
model voor de mens maar tegelijk staan ze dichter bij de eeuwigheid en zijn ze
een symbool voor het transcendente. Het slotakkoord van de bundel gaat in
dezelfde richting: de eindigheid van de dichter wordt erin opgeroepen als een
proces van toenemende onthechting, het loslaten van alles wat bijkomstig is om
zich open te stellen voor wat komen gaat. Het is een soort van eigentijdse
Elckerlyc die hier aan het woord komt, maar in dit credo zit zowel de
mensopvatting als de literatuuropvatting van De Neef vervat. De gedichten
voor Marinette zijn een indringend orgelpunt in dit aparte oeuvre. Ze
vragen met aandrang om een hernieuwde of nieuwe kennismaking met een
eigenzinnige maar daardoor ook oorspronkelijke en bijzonder authentieke
dichter.
Roger de Neef, Guy Leclercq: De
gedichten voor Marinette. Een rouwkrans, Poëziecentrum, Gent 2020, 51. : ill. ISBN
9789056553487
© 2025 | MappaLibri