Het is alsof deze van origine Argentijnse auteur die al jarenlang
in Frankrijk woont waar ze aan de Sorbonne studeerde, haar literaire carrière
wil toespitsen op het uitpluizen van delicate menselijke situaties, die gebukt
gaan onder een of ander duister taboe. Op deze eerste roman (uit 2012) volgde
in 2014 een verhaal over zwakbegaafdheid, een jaar nadien een over
vroegrijpheid. In alle drie voert Harwicz als het ware een vivisectie uit op de
complexe denk- en leefwereld van jonge vrouwen die tijdelijk of blijvend het
evenwicht verloren zijn. Je zou dit drietal verhalen een trilogie kunnen noemen
- maar dan een onbedoelde trilogie, aldus de auteur: ‘Ik beschouw deze verhalen
eerder als zusters. De thema’s sleepten mij gewoon mee, pas achteraf besefte ik
pas hoezeer ze familie van elkaar waren’. Gemeenschappelijk eraan is inderdaad
de heftigheid waarmee keer op keer fragiele vrouwen in scene worden gezet,
brutaal en compromisloos, in de hoop begrip op te wekken voor hun existentiële
ontsporing.
Sterf,
liefste dus. Op de eerste bladzijde al leren we de vrouw kennen die het
ganse verhaal lang aan het woord zal blijven. Zij is een ‘belezen,
afgestudeerde vrouw’ die evenwel de weg lijkt kwijtgeraakt, want geregeld dromend
van een mes in haar hand waarmee ze allerlei ravage kan aanrichten – maar niets
daarvan omzet in daden. Moeder van een baby met mogelijk een tweede op komst is
ze blijkbaar het spoor bijster en in haar ontregeling een willoze ‘moeder op
automatische piloot’ geworden. Haar man, gelukkig maar, toont engelengeduld. Heftig
agressief bij tijd en wijle gaat ze uitdagend tegen hem te keer, worstelend met
haar seksualiteit (‘ik ben een bronstige slang’), en wentelt ze zich onverdroten
in scenario’s van zelfvernietiging. Van begin tot eind worden we in de roman
geconfronteerd met fragmenten uit het labiele bestaan van een weliswaar
begaafde en energieke, maar stuurloze vrouw die zichzelf typeert als ‘een
opgeschrikt stuk wild’ dat uithaalt naar alles en iedereen. Eigenlijk kan
Harwicz’ roman eerder als de ontleding van een verstoorde geest beschouwd
worden dan als een klassiek verhaal met lineair verloop.
Hetgeen natuurlijk geen afbreuk doet aan de voortreffelijke
kwaliteit van deze roman. Harwicz slaagt er uitmuntend
in om de koortsigheid van de karakters om te zetten in een al even koortsige
taal. Nerveuze gedachten over gefaald moederschap, dromen van geweld, begeerte,
haar eigen vervreemding en erotische verlangens, alles wat bij de wankele hoofdfiguur
tussen de oren zit en er een warboel installeert, volgen elkaar in uitdagend
tempo op. Alsof Harwicz met haar centrale romanfiguur de goegemeente wil
provoceren. In werkelijkheid is dat ook haar bedoeling: je hoort enkel te
schrijven, zo horen we haar zeggen, vanuit de opwinding iets te creëren dat
kwetst, moeilijk is, dat alles riskeert, dat je morele overtuigingen en ethiek
aantast, je beschaamd doet staan. Of, deze uitspraak samenvattend: schrijven
dient om het fatsoenshalve onuitgesprokene een stem te geven.
En om, zo doende, op een weliswaar indirecte manier te hengelen
naar een vleugje empathie. Want dat is uiteraard het ultieme opzet.
Ariana
Harwicz: Sterf, liefste, Vleugels, s.l. 2021, 126 p. ISBN 9789493186354. Vertaling
van Matate, amor door Eugenie Schoolderman
© 2024 | MappaLibri