Een kind

Ria van Hengel en uitgeverij Vleugels hebben er duidelijk hun zinnen op gezet om het oeuvre van Thomas Bernhard in zijn volledigheid in het Nederlands beschikbaar te maken. Nadat zij eerder dit jaar van de cyclus korte autobiografische romans van de Oostenrijkse schrijver de nog onvertaalde delen op de markt brachten (De kelder, De adem en De kou), volgt nu het laatste deel, Een kind. Hoewel dat boek in 1984 reeds in de reeks Privé-domein verscheen, was het nagenoeg onvindbaar. Voor wie Bernhards hele relaas wil lezen, is het dus een geschenk dat de vertaalster en de uitgever ervoor gekozen hebben om het slotdeel opnieuw te vertalen. Dat is chronologische het eerste deel: het situeert zich in de periode voor de tijd die in De oorzaak (De Arbeiderspers 1977) wordt beschreven en vertelt over Berhards vroegste jeugd vanaf zijn geboorte in Nederland tot wanneer hij naar de middelbare school gaat.
 
Het boek opent met een anekdote waarin de achtjarige Thomas de fiets neemt om een tante in Salzburg te gaan bezoeken, maar daarbij ten val komt waardoor de hele onderneming een mislukking wordt: de fiets is zodanig beschadigd dat hij straf krijgt in plaats van als een held te worden ingehaald. Dat verhaal is een metafoor voor zijn jeugd: wat hij ook onderneemt, hij lijkt te falen – alleszins de school is geen succes en ook de instelling waar hij heen wordt gestuurd met het oog op een (op nationaalsocialistische leest geschoeide) strenge opvoeding, is hem een kwelling. Maar ook thuis is het geen pretje. Zijn moeder laat hem voortdurend voelen dat hij een ongewenst kind is – zijn vader liet haar in de steek, ze moest om de schande te vermijden in het buitenland gaan bevallen en kon pas na enige tijd naar huis terugkeren. Haar moeilijke levensomstandigheden reageert ze af op haar zoon die ze voortdurend inpepert:
 
‘Ik had je nooit moeten krijgen’ en ‘Al mijn ellende komt door jou […] Jij hebt mijn leven verwoest! Het is allemaal jouw schuld! Je bent de nagel aan mijn doodkist! Je bent een nul, ik schaam me voor je! Je bent net zo’n nietsnut als je ader! Je bent niks waard!’
 
Zowel dit soort mentale alsook fysieke mishandeling (hoe vaak hij vertelt dat hij wordt geslagen!) zijn voortdurend zijn deel. Daartegenover staat de grootvader, een derderangs schrijver, die veel van de missers van de jongen weet te vergoelijken en bij hem een zekere artistieke aanleg bespeurt: hij moedigt hem aan muziek te maken en te tekenen. Diens belang als vervangende vader- én moederfiguur is nauwelijks te onderschatten. Bernhard noteert: ‘Grootvaders zijn de leraren, de eigenlijke filosofen van ieder mens, zij rukken het gordijn open dat de anderen voortdurend dichttrekken.’
 
Met dit laatste deel, waarvan de toon door zijn ironische distantie enigszins van de andere romans in de reeks verschilt, lijkt Bernhard zijn latere positie als einzelgänger te willen verklaren vanuit zijn jeugd. Ongewild door zijn ouders en weinig geliefd bij zijn leeftijdsgenoten heeft hij er nooit echt bij gehoord. Dat was een harde, maar ook een goede leerschool, want het heeft geleid tot de autonomie die zijn sterkte is geworden.  
 
Thomas Bernhard: Een kind, Vleugels, Bleiswijk 2021, 104 p. ISBN 9789493186460. Vertaling van Ein Kind door Ria van Hengel

© 2024 | MappaLibri