Het oog van de Naald

In de nieuwe roman van de Poolse auteur Wiesłsaw Myśliwski (1932) worden af en toe enkele passages in ietwat andere variaties en bewoordingen herhaald. Er is Het oog van de Naald: een smalle doorgang – ‘niet breder dan twee slanke personen of één robuust iemand’ – van een middeleeuws stadje naar een groene vallei. Op die plaats komt de ik-figuur zijn oudere ik tegen. Terugkerend element is ook het meisje waarop de beide mannen wachten. Maar welke weg zou het meisje nemen? Zou ze door het Oog van de Naald passeren of doorheen de stad, voor het geval ze nog iets wilde kopen? Ten derde is er de Zigeunerin met het kind aan de borst. Ongevraagd voorspelt zij de toekomst van de man. Maar is ze van mening dat de toekomst achter hem ligt of voor hem? En weet zij welke weg het meisje zal nemen?  

Deze drie variaties bevatten het kernthema van Het oog van de Naald: Myśliwski heeft in de eerste plaats een roman geschreven over de tijd. Doorheen de roman komen bespiegelende passages voor die de aard en het verstrijken van de tijd thematiseren. Het is dan ook bijna vanzelfsprekend dat het hoofdpersonage geschiedenis gaat studeren. Hoofdstuk drie begint met de volgende alinea:
 
‘Ik zou er mijn hoofd niet om durven verwedden of het nu daarvoor was óf daarna. Het doet er verder niet toe. De tijden kunnen zijn gewisseld. De tijd houdt ervan soms met een andere te wisselen. De tijd is een sluwe vos en soms een gemene. Hij kan in deze, dan weer in tegenovergestelde richting stromen. En alleen wij denken dat hij samen met ons verstrijkt en dat ons leven hem zijn grenzen stelt. Niets is bedrieglijker. Hij trekt ons waarheen hij wil. Naar achteren toen wij er nog niet waren en naar voren als wij er niet meer zullen zijn. Hij speelt met ons in de wetenschap dat wij toch niets kunnen uitrichten. Het is niet zo moeilijk te spelen met de mens.’
 
Samen met die tijd stelt Myśliwski de vraag naar de betrouwbaarheid van het geheugen. Het geheugen mag dan wel onbetrouwbaar zijn voor de herinnering, maar ze is wel noodzakelijk voor het vertellen van verhalen. En wat is dan eigenlijk het verleden als ze door meerdere mensen op een andere manier wordt herinnerd?  
 
Maar naast de filosofische aanpak, wordt natuurlijk ook de tijd tot onderwerp gemaakt door simpelweg het verhaal te vertellen. Want Myśliwski is, ook weer in deze roman, een meesterverteller. In Het oog van de Naald wordt het verhaal van een kindertijd tijdens het communisme verteld: de jaren op het lyceum, de seizoensarbeid in de conservenfabriek, het verhaal van het meisje, de studententijd. Er wordt verteld over eenvoudige lieden en de hardheid van het bestaan – typisch thema’s van Myśliwski. En ook zoals in de eerder vertaalde romans wordt verwezen naar de oorlog en het nazisme.  
 
Het verhaal wordt door Myśliwski nooit chronologisch verteld. Bovendien wordt het verhaal ook niet rechtlijnig verteld: de auteur permitteert zich vele zijsprongen en vertelt op die manier over de meest uiteenlopende gebeurtenissen: een jubileum voor een tachtigjarige op de fabriek, de introductie van een vriend bij de ouders, het verhaal van een buurman, een kapper die gek wordt. Het oog van de Naald is een roman die verteld wordt in verhalen. Want iets dat niet verteld wordt, bestaat niet.
 
Het oog van de Naald is opnieuw een mooie roman van de beroemdste nog levende Poolse auteur. Een roman zonder spectaculaire gebeurtenissen die niettemin van begin tot einde weet te boeien. Een roman ook waarin Myśliwski verschillende taalregisters hanteert – prachtig vertaald door Karol Lesman. Opzet, uitwerking en sfeer van het boek zijn gelijkaardig aan andere boeken van Myśliwski. Het procedé hoeft niet nieuw te zijn om te intrigeren.  
 
Wiesłsaw Myśliwski: Het oog van de Naald, Querido, Amsterdam 2021, 448 p. ISBN 9789021419817. Vertaling van Ucho Igielne door Karol Lesman. Distributie L&M Books

© 2024 | MappaLibri