De wondertuin

5+ — Waar haar eerdere werk al getuigde van een grote invloed van en inspiratie uit sprookjes en andere vertellingen, neemt Gerda Dendooven in De wondertuin voor het eerst een volledig sprookje onder handen: ‘De stukgedanste schoentjes’ van de gebroeders Grimm. Daarin wil de koning achterhalen hoe zijn twaalf dochters erin slagen elke nacht hun schoentjes stuk te dansen, hoewel hij nochtans bij het slapengaan steeds hun deur op slot doet. Dendooven verwerkt de sprookjesstof tot een vlotte vertelling in haar eigen stijl, die wisselt tussen het gebruikelijke sprookjesregister en eigentijdse humor. Dat levert een frisse en vaak vermakelijke tegenstelling op. Het gebruik van heel gewone taal en sprekende details zorgt er bovendien voor dat de personages een eigen stem en karakter krijgen, wat in sprookjes meestal niet het geval is. De gruwel uit het sprookje brengt ze heel terloops (‘Hun afgehakte hoofden werden voor de poort van het paleis gezet. Geklaag klonk tot ver in het land’) en Slimme Tobias, de man die ontdekt hoe de verveelde dochters elke nacht stiekem op pad gaan, verklaart de ware toedracht op een kenmerkende, grappig-efficiënte manier:  

‘‘Vertel me wat je hebt gezien.’
‘Wel, en toen, en ten slotte...’ zei hij, ‘en kijk, dit, dat en nog wat.’ Uit zijn broekzak haalde hij een platgedrukt stuk taart, een zilveren takje met een roze bloem en een broodje met zalm, dat al een beetje begon te stinken.’
 
Dendooven lijkt er trouwens van uit te gaan dat het sprookje bekend is, want het zilveren takje waarover de vertelster het heeft, wordt tweemaal vernoemd, maar nooit uitgelegd. Bij Grimm wandelen de twaalf zussen via een geheime weg met zilveren bomen naar het paleis waar ze gaan dansen en breekt de man die hen stiekem volgt, een takje af als bewijs. Het verhaal wordt verteld en getekend door een van de twaalf zussen. We zien haar regelmatig afgebeeld met een schriftje in de hand, waarin ze druk noteert en tekeningen maakt.
 
Dat Gerda Dendooven tot de absolute topillustratoren van de Lage Landen hoort, bewijst ze hier opnieuw. De tekeningen in De wondertuin zijn Dendooven pur sang, met de typische gezichten vol lijnen, wip- en haakneuzen, wallen en blosjes. Ze leeft zich uit in weelderige haardossen, pofbroeken en planten. Bewonderenswaardig is dat Dendooven nooit stil lijkt te staan. In Wie klopt daar? (2012, met Bart Moeyaert) zagen we bijna kolderieke, plompe figuren met handen als kolenschoppen en grote, vierkante hoofden. Hoekig uitgeknipt vormden figuren, objecten en achtergronden samen een collage van geverfde vlakken met details in kleurpotlood. Takkenkind (2012) had een gelijkaardige stijl, maar dan veel vriendelijker, met rondere vormen en zachtere kleuren. De grote kleurvlakken bleven aanwezig, net als de collage. In Rennen (2013, met Elvis Peeters) gebruikte Dendooven hier en daar nog collage (vooral zichtbaar bij het paard), maar kreeg de natuur een veel vloeiender uitzicht door de geschilderde bomen en planten. Die gaf ze weer in een donkergroen dat veel verschillende tinten bevatte door het toevoegen van water. De planten kregen felblauwe en oranje details, en met roze, oranje en gele zachte ronde vlakken wordt de zon uitgebeeld.
 
In De wondertuin worden de ronde kleurvlakken abstracte achtergronden. Het oranje en blauw komt niet meer enkel bij de planten voor: de vertelster krijgt zelf oranje en blauwe details (ogen, blos, kraagje). Het lijken bovendien haar favoriete kleuren, want wanneer ze haar zusters, struiken en pauwen uit haar schetsboek tevoorschijn tovert, zijn die vaak in oranje en blauw getekend. Het donkergroen uit Rennen en in mindere mate Takkenkind zien we veelvuldig opduiken, vooral in de wondertuin zelf, en wordt aangevuld met blauw en zwart.
 
Het opvallendste verschil met de voorgaande boeken zijn de lijnfiguren: ze dragen een lichtheid in zich die uitzonderlijk was in Dendoovens vorige werk. De combinatie van de lijnfiguren, geschilderde silhouetten en deels ingekleurde lijnfiguren zorgt voor een enorme variatie. De zwierige penseelstreken wanneer de zussen de wondertuin ontdekken en wanneer ze door hun prinsen naar het paleis geroeid worden, doen zelfs denken aan het werk van Brecht Evens.
 
Wanneer Slimme Tobias op het toneel verschijnt, creëert Dendooven nog een vierde manier om een figuur weer te geven: Slimme Tobias kan op onverklaarbare wijze onzichtbaar worden, en dus ‘gomt’ ze zijn figuur in de achtergrondkleuren. Zo sluipt hij achter de zussen aan. De sfeer slaat om: de prinsen zeggen niets meer, de bootjes schudden heen en weer en de zussen ‘struikelden de dansvloer op alsof iemand ons vooruit duwde.’ We zien hen dansen, de prinsen als donkergroene silhouetten, de twaalf prinsessen lijnfiguurtjes en, over de hele tekening heen, een dansende Slimme Tobias, uit de achtergrond tevoorschijn gegomd. De zussen zijn even doorzichtig als Tobias, en zijn marionetten in zijn handen: ‘We dansten als poppen aan een touw.’ Een onverwachte en akelige scène, die wat afsteekt tegen de rest van het boek, maar die wel sterk wordt weergegeven in de illustratie. Wie op de details let, vindt nog meer uncannines in deze bootscène, waarin we slechts drie zussen zien. Die drie zussen en hun prinsen zijn exacte kopieën van de eerste bootscène, als een beangstigende déjà-vu.
 
Het enige jammere aan dit eigenwijze verhaal is het einde. Het lijkt wel of de auteur niet goed wist wat ze daar mee aan moest. In het sprookje van de Grimms trouwt de man die het geheim van de zussen ontdekt met de oudste dochter, zoals hem was beloofd. In de versie van Dendooven wil Slimme Tobias niet met een van de meisjes trouwen: ‘Ik val niet op prinsessen.’ Ook het gemak waarmee de meisjes hun vader verbazingwekkend snel overtuigen om hen samen met Slimme Tobias de wereld te laten ontdekken, is niet erg geloofwaardig. Het voelt aan alsof Dendooven het einde gauw heeft afgehaspeld, met nog snel een poging tot feminisme: ‘Mijn ene zuster werd dokter, de andere dierenarts, nog een ander leerde koken.’ Maar zelfs met dit slot is De wondertuin een heel sterk boek, waarin meer dan ooit de illustraties vrijwel onnavolgbaar zijn.
 
Gerda Dendooven: De wondertuin, Querido, Amsterdam 2014, [36] p., ill. ISBN 9789045116020. Distibutie L&M Books
 
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswelp 2014 

© 2024 | MappaLibri