Belvedère. Gedichten

Arjan Peters, een van Nederlands meest gerenommeerde (maar ook wel omstreden) literatuurrecensenten, debuteert met Belvedère als dichter. Dat gebeurt bij een kleinere uitgeverij, maar het neemt niet weg dat hier toch wel een opgemerkt debuut aan de orde is. Vanzelfsprekend is het allerminst om je als dichter aan te dienen terwijl je decennialang anderen hebt geïnterviewd en beoordeeld. De bundel zelf is zich van die gedeeltelijke hoogmoed bewust. De dichter kiest immers voor een vrij traditioneel dichterschap dat enerzijds uitgaat van het eigen levensverhaal, maar zich anderzijds erg nadrukkelijk wenst te situeren in een ruime literaire en vooral literair-historische context. Peters ziet zichzelf vooral in de sporen van grote voorbeelden en geliefde oeuvres.  

Dat het hier gaat om een doordacht poëtisch project mag al blijken uit de zorgvuldige opbouw van de bundel. Die is samengesteld uit drie afdelingen die als het ware in een omgekeerde chronologie lijken te verlopen. De laatste afdeling, ‘Het leven in’, is de meest autobiografische. Sommige gedichten gaan terug op herinneringen aan de jeugd, maar ook de geurloosheid ten gevolge van corona komt aan bod. Toch zijn deze verzen niet persoonlijk in de strikte betekenis: de dichter kiest vooral voor een meer algemene, haast filosofische invalshoek die het dagelijkse als vertrekpunt neemt voor verwondering en vragen. Zo valt met name op hoe vaak in deze afdeling sprake is van een ontdubbelen waarbij het latere ik als het ware terugkijkt naar zijn vroegere dubbelganger.
 
Die nadenkende toon is in de andere afdelingen van deze bundel nog veel sterker aanwezig. Peters vindt zijn inspiratie duidelijk het meest bij schrijvers en boeken, niet verwonderlijk gezien zijn jarenlange omgang met literatuur. De openingsreeks bevat een aantal in-memoriamgedichten voor auteurs. Het zijn gedichten waarin vanzelfsprekend de eindigheid centraal staat, maar waarin ook doorgaans warme typerende herinneringen en ontmoetingen worden opgeroepen. Biesheuvel, Mulisch, Haasse en Wigman maken hier hun opwachting, samen met vele anderen. Het is een portrettengalerij die niet alleen de overledenen in herinnering brengt maar vaak ook focust op typische zinnen of thema’s uit het werk. In die zin put Peters zowel uit zijn herinnering als zijn lectuur. Vaak is zijn blik daardoor betrokken maar niet zonder ironie of relativering.
 
Die fascinatie voor de literatuur komt nog het sterkst naar voren in de middelste afdeling, ‘Eindelijk voltooid’. Hier buigt de dichter zich over fragmenten uit de literaire nalatenschap van groten uit de literatuur, van Sapfo en Pessoa tot Achterberg of Jan Hanlo. Het procedé van zijn teksten is in principe eenvoudig: een niet voltooid gedicht of een nagelaten notitie wordt door Peters vervolledigd, zoveel mogelijk in de stijl en de thema’s van het origineel. In deze gedichten toont Peters zijn grote talige souplesse, maar tegelijk wordt hier ook duidelijk dat zijn dichterschap al bij al beperkt blijft. De dichter is op zijn best in de schaduw van de woorden van anderen, maar in feite weet hij daaraan niet bijzonder veel uit zichzelf toe te voegen. Dat neemt echter niet weg dat dit debuut meer dan gewoon maar leesbaar is. Het blijft weliswaar afwachten of Belvedère de start wordt van een verlaat dichtersoeuvre dan wel een boeiende eendagsvlieg.
 
Arjan Peters: Belvedère. Gedichten, Oevers, Zaandam 2021, 99 p. ISBN 9789492068583. Distributie Elkedag Boeken

© 2024 | MappaLibri