Een atypische wraak
Alvorens de man, in een driedelig
pak gehesen, reistas over de schouder, een adres op een briefje in zijn
borstzak, op pad gaat om een uitgestelde wraak te voltrekken, voert hij een
beslissend, geluidloos gesprek met zijn eigen spiegelbeeld. Zijn lang onderdrukte
rancune betreft een vertegenwoordigster van de vierde macht, die jaren geleden
in een krantenartikel zijn 'heilige moeder' belasterde. Op basis van een foto
suggereerde de journaliste dat zijn moeder destijds met de nazi's
sympathiseerde. In Het tweede zwaard, de jongste roman van de
Oostenrijkse Nobelprijswinnaar Peter Handke, manifesteert zich een zowel arche-
als atypische 'wreker', die zich boven alle instanties verheft.
Amper drie dagen na
zijn thuiskomst van een lange reis door Noord-Frankrijk vat de wreker zijn
epische wraakexpeditie aan. Gedurende de drie voorafgaande dagen (die hij zich
als de langste van het hele jaar zou herinneren, 'alsof de zon bewust niet
onderging') zat de wreker overdag roerloos bij het open raam naar de omringende
heuvels te turen. De straten en pleinen lagen er verlaten bij; een zeldzaam
vliegtuig doorkruiste het luchtruim. Bij valavond zwierf de wreker door zijn
woonplaats, een voorstad van Parijs, en observeerde solitaire figuren: het
silhouet van een lezende passagier op de bus; een basketbalspeler op een
verlaten sportterrein; een dakloze, in het schemerduister verstopt voor
bewakingscamera's. In de lokale bar trachtte hij een huurmoordenaar te
ronselen. Vruchteloos. De wreker stapte, keek rond, luisterde en dacht terug
aan 'iemand die hij lang geleden ooit was geweest, mogelijk ook in
werkelijkheid'. Als kind al had hij geweldfantasieën. Wraak! Maar hoe? Wie
laten boeten? Wat valt er precies te wreken? In ieder geval zal hij het karwei
zelf moeten opknappen.
De wreker vervoegt een gezelschap van geknakte gedaanten,
bewoners van het tot rusthuis omgevormde Hôtel des Voyageurs. Zwijgend,
nagenoeg onzichtbaar, verzamelen ze zich dagelijks in het park, reiken elkaar
een fles drank aan. De wreker begeeft zich steeds vaker in de tussenruimten van
de samenleving, voelt zich er als 'de enige genode op een begrafenis'.
Met intense taferelen
van kwetsbaarheid zet Handke een mistroostig maar ook engelachtig beeld neer
van de zelfkant van de maatschappij. Het verhaal (geschreven in 2019) lijkt wel
een prelude tot de coronacrisis, een visionaire fantasie over hoe
vluchtelingen, daklozen en rusthuisbewoners in hun dagelijks bestaan zo'n
crisis ervaren. Wat hier en nu, wat werkelijkheid is, dat is bij Handke
moeilijk te bepalen. In zijn werk lijkt de perceptie immuun voor de feiten.
Vermomming en verbeelding dienen om 'de schijn van schoonheid, van geluk en
gerechtigheid' te wekken.
Op de derde dag poetst de wreker zijn beste schoenen en
vertrekt zonder omzien, de rust zelve, enkel belust op genoegdoening voor 'zijn
moeders aangedane krenking'. Handkes beschrijvingen, van een ondergronds
tramstation tot 's mans observaties en bespiegelingen tijdens busritten, jagen
koude rillingen over de rug. In een krachtige passage bespiedt de wreker zijn
medepassagiers en maakt oogcontact met een kind:
'Een van de kinderen nam me van
een afstandje op. Het zocht oogcontact, niet uit nieuwsgierigheid of omdat het
zich tot me aangetrokken voelde, ook keek het vlug weer de andere kant op,
waarna het ogenspel opnieuw begon. (…) Ik voelde me verplicht het spelletje mee
te spelen. Het was het spelletje met onbekende kinderen waar ik op middelbare
leeftijd erg van had genoten, want het ging om een beslissend spelletje, ook al
eindigde het 'onbeslist'. Destijds was ik altijd de winnaar. Maar deze keer
verloor ik. […] Ja: het kind had me tijdens de hele rit al ergens van verdacht
en die ene blik had zijn verdenking nu bevestigd, ik was ontmaskerd, en dat
door een kind van een jaar oud!'
Aan het eindstation begint de wreker te lopen. Auto's
zoeven langs hem heen. Bestuurders kijken niet om naar de 'middenbermloper'. De
wreker geniet van zijn 'woede en vijandschap jegens de mensen'. Hoe langer hij
stapt, hoe triomfantelijker zijn euforie, maar ook: hoe ongemakkelijker het
gevoel van verwijdering van de werkelijkheid en de actuele toestand van de
wereld. Is hij op de vlucht? De wreker herinnert zich het gezicht van zijn
moeder in een lang vervlogen droom: 'één groot, gapend oog' dat hem aanstaarde.
Wie speelde toen de rechter? 'Is het beter definitief te worden veroordeeld dan
overgeslagen?' Waartoe dient het tweede zwaard?
De gewaarwording van urgentie
uit het eerste deel van de roman wijkt in het tweede deel voor het gevoel over
zéér veel tijd te beschikken. Tot het verrassende einde van de zinsbegoochelende
queeste van de wreker tast je in het duister omtrent zijn werkelijke doel en
bestemming. Handke laat alle mogelijkheden open. Je stapt en rijdt mee,
doorkruist Île-de-France lus na lus, bus na bus: in een mozaïek van beelden het
onbestemde tegemoet. Zwierf ook Odysseus niet eindeloos over zee?
Waarom zou de wreker
willen thuiskomen, als dat zijn queeste beëindigt? Tussentijd
en tussenruimte, daar gaat het om in Handkes intense, vagebonderende,
lusvormige proza: het pad van de ontheemde, de vluchteling, de passagier.
Handke nodigt ons uit naar hen te kijken, ze te zien, te luisteren naar hun
geluidloze schreeuw om hulp, in een niemandsland.
Peter Handke: Het tweede zwaard,
Wereldbibliotheek, Amsterdam 2021, 128 p. Vertaling van Das zweite Schwert door
Gerrit Bussink. ISBN 9789028451094. DSistributie Mythras Books
© 2024 | MappaLibri