Dat twee dichters een poëtische
dialoog aangaan, is niet zo uitzonderlijk, maar een intense samenwerking tussen
moeder en dochter is dat wel. Astrid en Jana Arns hebben afzonderlijk al
opgemerkte bundels op hun actief waarin ze hun eigen bestaanssituatie nogal
ongenadig fileren, maar hier schrijven ze doelbewust samen aan een collectieve
bundel. Enkel het gebruikte lettertype (cursief voor de teksten van moeder
Astrid, romein voor die van dochter Jana) maakt duidelijk wie voor welk gedicht
verantwoordelijk is. Tussendoor staan fragmenten afgedrukt van de
e-mailcorrespondentie tussen beiden tijdens het schrijven aan de bundel.
Zoals de titel van de
bundel aangeeft, gaat het in deze gedichten vooral om de vrouwelijke
identiteit. Die wordt hier, met het eigen bestaan als vertrekpunt, vrij
algemeen behandeld waardoor deze gedichten zowel individuele lezers emotioneel
en existentieel aanspreken als algemene inzichten trachten te formuleren.
Centraal staat in ieder geval de kwetsbaarheid van het bestaan. De mens is een
momentopname in de geschiedenis van generaties: grootouders, ouders, kinderen
en kleinkinderen vormen de schakels in een ruimere evolutie. Vooral de gedichten
van Astrid Arns presenteren een groot aantal portretten van mensen die haar
zijn voorgegaan in de dood, terwijl zij ook de herinneringen aan het jonge kind
(en haar eigen jeugd) meermaals als materiaal voor haar gedichten gebruikt.
Geen enkel van die relaties is vanzelfsprekend maar net daardoor hebben ze de
identiteit van de vrouw op intense wijze mee gevormd. Bij Jana spelen dezelfde
thema’s mee, maar daarbij komt haar eigen lichamelijke en geestelijke
kwetsbaarheid, met gedichten waarin de neurochirurgie wordt opgeroepen. De
tumor roept onvermijdelijk de vraag op naar een mogelijke erfelijke bestemming,
een soort van ultieme belasting die moeder en dochter delen en hun al broze
relatie nog extra bezwaart. Omgekeerd valt op hoe mannen – bijvoorbeeld vaders
en medici – in deze gedichten ronduit negatief worden voorgesteld. De titel van
de bundel, In welke vrouw ik leef,
kan zo gelezen worden op diverse manieren: als een soort van ontdubbeling van
het ik, maar ook als het voortbestaan van het verleden in het heden.
Hoe dan ook laat deze
bundel zien hoezeer de identiteit van mensen, de etiketten waarmee wij ons
identificeren of waarmee wij geïdentificeerd (willen) worden, allerminst een
vanzelfsprekendheid is of een statisch gegeven. Wat wij hebben meegemaakt,
vormt ons mee tot wie wij zijn, maar die voorbestemming is slechts één element
in een rijk en complex bestaan. In die zin zijn deze gedichten, gesteld in een
klassiek en beeldrijk taalgebruik, een soort van spiegelpaleis maar ook een
uitnodiging tot verdere reflectie en loutering.
Astrid Arns, Jana Arns: In welke vrouw ik leef, P, Leuven 2021, 71 p. ISBN 9789493138391
© 2024 | MappaLibri