Rovers

In 2018 publiceerde Jan Vanriet Radeloos geluk, een breed uitdijend egodocument, opgebouwd aan de hand van een terugblik op zijn persoonlijke werdegang in het leven en diepgravende ideeën over zijn kunstenaarschap. In Rovers, waarmee hij zijn debuut maakt als romanschrijver, wordt de lijn verder doorgetrokken, dit keer ingebed in het fictieve verhaal over de zeventigjarige schilder Louis Zoethout. Op een keerpunt gekomen van zijn artistieke loopbaan raakt Zoethout in een impasse. Aanvankelijk wordt die grotendeels bepaald door wat hij om zich heen ziet gebeuren: een doldraaiende maatschappij,  

‘net zo verweesd zoals ooit zijn rustig gemoed, plotseling behekst door de rauwheid van het wereldgebeuren die hem op de hielen zit’.
 
Aanslagen en altijd weer aanslagen over heel de wereld, maar ook in de stad waar hij woont, met de moord op Luna en haar oppas (2006, door Hans Van Themsche). Wat tot het collectieve geheugen behoort – ook de aanslag op president Kennedy wordt aangehaald –, krijgt in de overpeinzingen van Zoethout weer een hallucinante actualiteitsdimensie.
 
Voor Zoethout, die in deze deprimerende sfeer aan de bak moet zien te komen als kunstschilder, blijft het moeilijk zich waar te maken. Een expositie van nieuw werk krijgt nauwelijks respons, ‘zijn nieuwste schilderijen hangen momenteel in een galerie waarvan het jaarprogramma door liefhebbers met enige achting wordt bekeken. Naar de hippe, rondwervelende, universele kunstwereld straalt de reputatie nauwelijks door’. Makkelijk hier galerie De Zwarte Panter te herkennen van A. Raemdonck, ‘de directeur die zijn handel runt op een dichterlijke manier, hoogst integer, met een overdaad aan liefde en bezieling, met te weinig cashflow. Volgens de huidige normen van de kaste der critici heeft diens morrelende aanpak afgedaan, en voor de opgeschroefde art scene past dit niet meer binnen de strategieën die de markt aansturen.’
 
Bij monde van zijn alter ego (dit tot op zekere hoogte althans) fileert Vanriet de kunstscène, waar iedereen iedereen met argusogen bekijkt, die ‘geïnstalleerde elite die haar medestrevers bekijkt als ongedierte, ze als inferieur beschouwt en terstond voor dood verklaart.’ Binnen deze aanpak is Rovers tot op bepaalde hoogte een sleutelroman, waarin Vanriet een aantal bekenden laat meespelen, van Hugo Claus (‘Guido Paulus’) tot Leonard Nolens, Eddy Van Vliet, Michel Oukhow en anderen. In Nora, de vrouw van Zoethout, is dan weer Simone Lenaerts te herkennen, zijn steun en toeverlaat, maar ook iemand die de vinger aan de pols houdt van de veranderende samenleving en juist om die reden ook kritisch tegen het werk van haar man aankijkt.
 
Ironie van het lot: op zijn expositie Rovers toont Zoethout ‘zijn’ versie van het beroemde schilderij ‘De roof van de Sabijnse maagden’ van Nicolas Poussin. In de Zoethout-aanpak valt op: ‘Ondanks het violente onderwerp ontbreken echte, spontane emoties. De vele variaties op gedwongen seksuele handelingen demonstreren hoofdzakelijk een esthetisch spel, bespiegelingen van een kunstenaar die de mogelijkheden van het schilderen bestudeert.’ De tentoonstelling wordt druk bezocht, kunstbroeders, veelal jonge schilders weten het werk wel te waarderen, dit in tegenstelling tot de ‘verzamelaars uit de financiële bovenlaag, het genre ondernemers dat kunst komt inslaan begeleid door een vermogensadviseur’. Voor Zoethout wordt de Poussin-adaptatie de molensteen om de hals, als in de krant De Dageraad (!) een vernietigende recensie verschijnt. Zoethout wordt aan het kruis genageld, ‘we hoeven het niet te pikken dat vrouwen afgebeeld worden als lustobjecten. Dat verroeste driftdenken levert niets meer op dan kronkelende dienaressen van de afgedwongen liefde. Zulk werk valt anno 2019 toch niet meer te pruimen.’ Praatprogramma’s op tv, opiniebijdragen in kranten en tijdschriften: al gauw wil iedereen die meent iets te kunnen en moeten bijdragen aan de discussie, zijn, en vooral: haar stem laten horen over ‘het dominant witte’. Vandaar – en weer zo’n zijsprong die Vanriet in staat stelt aan te kaarten hoe een en ander zijn beloop krijgt – de aanpak van de literaire organisatie Dorstig Vuur (heel herkenbaar weer!) waarop Zoethout als taalkunstenaar mee mag optreden op de herdenking van Guido Paulus en daar fijntjes op zijn plaats wordt gezet door een dichteres die een gedicht van Paulus in het Arabisch heeft vertaald. Haar visie en die van de Radio 3-programmatrice laat geen ruimte voor nuance, ‘ze vult aan dat het de organisatie prima uitkomt Fatima op het affiche te hebben, want diversiteit in de programmering wordt door de subsidiërende overheid sterk aangemoedigd. Met iemand als Fatima krijgt Dorstig Vuur extra punten op het evaluatierapport van het ministerie en wordt zo de jaarlijkse toelage veiliggesteld.’
 
Voor Zoethout zit er niets anders op dan voor een tijdje te verdwijnen. Op het in de Bourgogne gelegen buitengoed van een vriend, ooit een links activist, nu iemand die maar al te graag uitpakt met zijn bezittingen. Ook hier, onder vrienden wel te verstaan laaien de discussies hoog op, in die mate zelfs dat Zoethout geen perspectief wordt geboden op de rust die hij daar meende te vinden.
 
Zoethout vindt, eens terug in Antwerpen, zichzelf terug, ietwat moraliserend en dicht bij het cliché aanleunend noteert hij: ‘In mezelf de nieuwsgierigheid handhaven en me verzetten tegen het proces van geestelijke verschraling is voor mij de belangrijkste en meest dwingende opdracht, besefte ik toen. Bovendien is het een kwestie van zelfbehoud.’ Zijn geschilderd antwoord: ‘de geboorte van Lauren’ (met een allusie uiteraard op het werk van Botticelli), zijn ultieme project over en rond een sekspop, ‘dit icoon van wellust’, maar, zo neemt hij zich voor ‘haar te schilderen zonder lichamelijke imperfecties en zonder schuld, […] zijn verlangen naar een herwonnen arcadia, naar de kleine Eva van Memling die in Straatsburg hangt, naar zuivere schoonheid die hem bevrijdt van fantomen en aardse bekommernis.’ Zo te zien en alles inpassend in het werk van Jan Vanriet: ‘Het loont zeker de moeite.’
 
Jan Vanriet: Rovers, Borgerhoff & Lamberigts, Gent 2021, 351 p. ISBN 9789463935920

© 2024 | MappaLibri