Alles valt

Met Alles valt treedt dichter Sylvie Marie weer naar buiten als romanschrijver. Aan het verhaal over twee bijna-dertigers gaat een motto vooraf dat ontleend wordt aan ht gedicht ‘Lofzang van het incomplete’ van Marcel Möring: ‘Laat ruimte voor één steen als je je huis bouwt en vertel de kinderen het einde van het verhaal niet.’ Sylvie Marie plooit zich in haar roman in velerlei bochten om haar verhaal over Roderik en Caroline en hun zoontje Cas in de gewenste plooi te krijgen. Het is een verhaal van vallen en opstaan, van toenadering en verwijdering, van verdroomde verlangens en niet steeds even positieve confrontaties met de werkelijkheid.  

Roderik Deroo werkt om den brode als ondertitelaar bij de VRT en maakt zich sterk dat hij zichzelf ooit als schrijver op de kaart zal weten te zetten. Hoe hij er ooit zal in slagen een verhaal op papier te zetten dat ertoe doet, trekt hij zelf in twijfel. Een poging daartoe wordt de lezer voorgeschoteld: een Japans verhaal (Murakami – zo weet Deroo zelf maar al te goed – blijft dwingend aanwezig op de achtergrond) over een zelfmoordbos zou hem uit de impasse van het writer’s block moeten halen, maar geen haan die ernaar kraait, zeker niet het literaire tijdschrift waar hij het graag opgenomen had gezien.
 
Gaandeweg de roman wordt Roderik de belichaming van de man die altijd en overal door zijn geklungel in de problemen raakt. Het wil maar niet goed komen met het fout geleverde keukenkastje dat ze besteld hebben bij ‘De Keukenspecialist’, in zoverre zelfs dat bij Roderik de stoppen doorslaan wanneer hij de man die hen had moeten vooruithelpen, ontmoet en hem met een welgemikte vuistslag tegen de grond mept. Nog erger wordt het wanneer tijdens een woordenwisseling met Caroline hun zoontje Cas uit zijn kinderstoeltje valt en nadien lange tijd in coma moet worden gehouden om na te gaan of die er ergens blijvend hersenletsel zal aan overhouden. Tussen Caroline en Roderik gaapt de kloof steeds dieper.
 
De gesjeesde schrijver vlucht meer en meer in de drank, sukkelt op een bepaald moment zelfs in het water en wordt gered door Griet, een toevallige voorbijgangster. Weer een gelegenheid voor Sylvie Marie om via de gesprekken tussen Roderik en Griet (en die doet hem – het kan niet op – terugdenken aan zijn eerste grote liefde) uit te weiden over het ‘lachesisme’, de neiging tot zelfdestructie. Dat hij ervan zal ‘genezen’ heeft dan verder onder meer te maken met de tocht die hij maakt naar Oradour- sur- Glane. Het inzicht komt er:
 
‘het was al de hele tijd dat hij, ondanks zijn zelfsaboterende trekjes, voor zoveel immens en écht leed behoed was gebleven. En voor zover hij het wel doorhad, was hij er allerminst dankbaar voor geweest, wel integendeel.’
 
Mooie idee, dat wel, maar de link met Oradour lijkt wel wat vergezocht. Totaal misplaatst – het lijkt wel een tekst uit een toeristische folder – vind ik dan de onder de ‘Aantekeningen’ opgenomen vermelding dat ‘Oradour-sur-Glane zeker het bezoeken waard is’. Allerminst toevallig bij dit alles is dat in het slotdeel Caroline zelf aan het woord komt. Als er iemand is die de draad weer kan opnemen, is zij het, zeker nadat Roderik zijn boodschap om begrip van haar kant via de ondertiteling van een programma heeft durven en kunnen verwoorden.

Alles valt
blaast koud en warm tezelfdertijd. Sylvie Marie heeft het geheel binnen een strak aangehouden tijdskader geplaatst – van herfst tot de zomer het jaar erop –, een techniek die garant zou moeten staan voor een beheerste en ingehouden uitwerking van het geheel, maar oeverloze uitweidingen ondergraven spijtig genoeg deze initiële betrachting. Een voorbeeld van zo’n kromme en in wezen niets ter zake doende redenering:
 
‘Concentratie was, naast liefde, erg moeilijk afdwingbaar en – wellicht ook net daardoor – het meest gegeerd. Hij wist maar al te goed hoe vaak hij er onverhoeds van beroofd werd. Dan vroeg hij zich af of hij er al niet van beroofd was voor hij het besefte, want iemand met aandacht raakte die niet zomaar kwijt en iemand zonder aandacht had niets te verliezen, maar het was een ingewikkelde redenering waarvoor hij – o, ironie – nooit geconcentreerd genoeg was om hem helemaal door de denken.’
 
Geprezen de lezer die hier nog voldoende geconcentreerd verder kan.
 
Sylvie Marie: Alles valt, Vrijdag, Antwerpen 2021, 332 p. ISBN 9789464340525. Distributie Elkedag Boeken

© 2024 | MappaLibri