'De zinnen van een boek moeten bewegen als de bladeren in een bos,
allemaal verschillend in hun gelijksoortigheid’, schrijft Gustave Flaubert (1821-1880) aan zijn geliefde Louise
Colet, daarmee zijn streven naar narratieve en muzikale eenheid in stijl
benadrukkend. Maar er is niet alleen perfectie in de schriftuur, ook de
structuur houdt hem intensief en langdurig bezig. Perfectie bereiken naar
inhoud en vorm is het doel van zijn literaire werk, dat alleen met eigen middelen wil
overtuigen, in de eerste plaats het woord. Een doelstelling die waarschijnlijk
nog het meest benaderd wordt in de Trois contes (Drie vertellingen)
dat drie jaar voor zijn dood verscheen.
Net als bij de romans getuigen
deze vrij korte
verhalen van eenzelfde diversiteit en een even grondige aanpak. Zo is er de
vrije navertelling van een middeleeuwse legende (La légende de saint Julien
l'hospitalier), het levensverhaal van de dienstbode Félicité (Un coeur
simple) en het Bijbelse thema
van de dans van Salomé voor Herodes Antipas (Hérodias).
Het verrassendst is ongetwijfeld ‘Een eenvoudig hart’, dat Flaubert opzette na een brief
van George Sand.waarin ze hem verweet dat hij zo weinig mededogen voor zijn
personages toonde. De
veeleer
objectiverende en onpersoonlijke aanpak van de schrijver, niet bedoeld als een
afwijzing van de romantiek maar als een aanvulling of een correctie erop, paste
maar moeizaam met de literaire opvattingen van Sand. Flaubert, die het zeer met
haar kon vinden, wou met dit verhaal bewijzen dat ook hij tot medegevoel in
staat was, maar dan wel in een tekst die 'niet verontreinigd was door zijn
eigen emoties en ervaringen', zoals hij ooit aan Louise Colet schreef, toen hij met Madame Bovary
bezig was. Het was in dezelfde periode dat hij in verband met het gebruik van
metaforen, overvloedig gebezigd door de romantici, verzuchtte: 'Ik word
opgevreten door vergelijkingen als door luizen en ik ben alleen maar bezig ze
dood te knijpen'.
Het verhaal over Félicité omzeilt al deze romantische valkuilen en levert
toch een ontroerend portret op van een simpel leven dat getuigt van oprechte
empathie. Het is ook het verhaal waarin een opgezette papagaai verschijnt (die
Julian Barnes zijn charmant boekje over Flaubert opleverde), met een krachtige
'entrée en matière': 'Een halve eeuw lang benijdden de dames van Pont l'Éveque
mevrouw Aubain om haar dienstbode Félicité. Voor honderd frank per jaar deed
zij het huishouden, kookte, naaide, waste, streek; zij kon een paard tomen,
hoenders mesten, boter karnen, en bleef trouw aan haar meesteres - die toch
geen aangenaam persoon was.'
In de teksten over de heilige Julianus en Herodias nemen de
Flaubertiaanse principes opnieuw de overhand en dienen vorm en inhoud,
gebaseerd op een documentatie van velerlei aard en los van persoonlijke
ervaringen, uitsluitend om nagenoeg perfecte verhalen tot stand te brengen,
die, om het met Sand te zeggen, ook wel een tikje weemoed hadden kunnen
verdragen.
Gustave
Flaubert: Drie
vertellingen, Atlas/Contact,
Amsterdam 2021, 155 p. ISBN 9789020416589. Vertaling
van Trois contes door Hans
van Pinxteren. Distributie VBK België
© 2023 | MappaLibri