Ubuntu. Ik ben omdat wij zijn
Op 15 augustus 2015
vindt in Ida, een piepklein dorp in de Oostelijke Kaapprovincie in Zuid-Afrika
een gruwelijke moord plaats: Ruben Gouws en zijn bejaarde moeder worden er in
hun woonhuis Pinevale omgebracht door drie jonge kerels, die uit zijn op hun
geld. Ruben die als hoofd van het dorpsschooltje door iedereen werd gerespecteerd
en gewaardeerd, liet de overvallers, van wie twee van hen zelfs bij hem in de
klas hadden gezeten, zonder argwaan binnen. Het werd zijn dood. Annemarié van
Niekerk, die sinds 2004 in Nederland woont, maar zelf ook opgegroeid is in Port
Elisabeth, zal terugkeren naar Ida om voor zichzelf een mogelijk antwoord te
vinden op de vraag hoe het zo ver is kunnen komen, niet alleen in dat ene geval
van Ruben en zijn moeder, maar even nadrukkelijk binnen de context van het
geweld dat haar geboorteland blijft teisteren.
Van Niekerk kadert haar roman
binnen het relaas van drie reizen die ze maakt en die voor haar een kantelpunt
markeren in haar leven. In 1986 – ze is dan 23 jaar – verlaat ze het ouderlijke
huis in Port Elisabeth om in Transkei, meer precies in Umtata, Afrikaans te
gaan doceren aan de UNITRA (Universiteit van Transkei). Terugdenken aan de reis
betekent voor haar ook terugdenken aan wat eraan is voorafgegaan binnen het
rigide apartheidsbewind:
‘Je kunt, besef ik nu, niet alleen de dingen terloops en
zijdelings achter je laten, maar ook weloverwogen met je rug naar de tijd gaan
staan, zelfs wanneer dat wat voor je ligt nog totaal verborgen is.’
In een aantal
prangende scènes memoreert (cf. de ondertitel) ze bekende en minder bekende
momenten uit het groeiende verzet tegen de apartheid: de opstand in Soweto en
de moord op de dertienjarige Hector Pieterson, de moord op Steve Biko, en nog
zovele anderen. Verder wijst ze op het werk van André Brink, wiens werk een
baken zal blijven in de veroordeling van de apartheid. Gaandeweg ook wordt
duidelijk hoe twijfel haar leven komt te beheersen:
‘Hoe kan iemand over poëtische
structuurprincipes schrijven als er op hetzelfde moment, even verderop, vijfendertig
begrafenisgangers door de politie zijn doodgeschoten? Wat bezielde me?’
Binnen het memoir
over haar tweede reis – dit keer vanuit Nederland naar Zuid-Afrika en dit nadat
ze vernomen heeft dat Ruben, die ze heeft leren kennen in Umtata en misschien
ooit haar geliefde had kunnen zijn, is vermoord – wordt haar persoonlijke inzet
in het verzet tegen de apartheid, vooral benaderd vanuit de relatie die ze
begint met Denzel Daniels. Hun verhouding vindt op geen enkel moment genade in
de ogen van haar vader, die haar blijft bestoken met brieven en met de vraag
een eind te maken aan deze schanddaad, want: blank en zwart kunnen niet
samengaan. Van Niekerk drijft door, steekt zich in de schulden om een huis aan
te kopen zodat ze eindelijk met Denzel kan gaan samenwonen.
‘Ik bezit een woning. Nee, ik
ben in het bezit van een enorme schuld. Omdat ik van een man houd. Omdat ik
iets heel normaals wil, maar iets wat het land en zijn wetten ons misgunnen: om
als geliefden samen te kunnen wonen.’
En veelzeggend is dan de zin die
hierop volgt: ‘Omdat ik iets wil goedmaken wat door mijn mensen verkeerd is
gedaan.’ Partnergeweld van de kant Denzel zal haar nadien verplichten de
relatie stop te zetten. Treffend is in dat opzicht hoe Van Niekerk het
persoonlijke weet te relateren aan het maatschappelijke: geweld is er altijd.
De derde reis
wordt gesitueerd in 2016-2017, als Van Niekerk nog eens vanuit Nederland
terugkeert naar Zuid-Afrika – ze omschrijft het als ‘het laatste deel van mijn
missie’ – om het rechtbankdossier rond de moord op Ruben en zijn moeder te gaan
doornemen en nadien definitief afscheid te nemen van Pinevale. En weer komt de
motieflijn van de roman aan bod:
‘Ik probeer mijn land te begrijpen. Ik probeer het geweld
te begrijpen, het geweld van de toenmalige apartheidsregering en hun
doodseskaders, maar ook de ‘gewone’ geweldmisdaden die tot vandaag zo
kenmerkend zijn voor de Zuid-Afrikaanse samenleving.’
Inderdaad: ‘tot vandaag’, zoals
blijkt uit de ‘actuele statistieken’ die als een soort van Nawoord bij de roman
zijn opgenomen. Onthutsend cijfermateriaal, zoals: ‘Sedert de komst van de
democratie in 1994 werden zo’n 600 000 mensen slachtoffer na moord. […] In Zuid-Afrika
wordt om de drie uur een vrouw vermoord.’
Annemarié van Niekerk heeft met
talrijke verwijzingen naar literaire voorbeelden (ik wees reeds op A. Brink,
maar er zijn verder auteurs als Antjie Krog, Ingrid Jonker e.a., een sterk
voorbeeld afgeleverd van ‘faction’-literatuur: historische, biografische en
autobiografische gegevens, gefilterd door het geheugen en de verbeelding,
vormen er de grondslag van. Los daarvan heeft Om het hart terug te brengen
ook alles in zich om als roman blijvend te overtuigen. De titel verwijst, mede
door de link die gelegd wordt met Chopin, die op Père Lachaise werd begraven,
maar wiens hart naar Warschau werd overgebracht, naar de struik die in Sotho
‘motlepelo’ wordt genoemd, ‘letterlijk betekent dat ‘om het hart terug te
brengen’.
En
zonder enige vorm van opdringerigheid geeft Van Niekerk een inkijk in het
schrijfproces dat haar tot de roman heeft gebracht: de openingszin van de
eerste reis, ‘ik kijk een laatste keer om als we wegrijden uit mijn oude leven’
wordt ruim driehonderd pagina’s verder in perspectief geplaatst: ‘De volgende
dag open ik een nieuw document op mijn laptop en schrijf mijn eerste zin: Ik
kijk een laatste keer om als we wegrijden uit mijn oude leven. Zo begin ik mijn
verhaal, de confrontatie met mijn eigen mythes, het verhaal van mijn vroegere
leven, en mijn leven van daarna. Het lot van Ruben, en het lot van zoveel
anderen, is ermee verknoopt, en mijn lot met dat van hen. Ubuntu. Ik ben omdat
wij zijn.’
Annemarié
van Niekerk: Om het hart terug te brengen, Atlas Contact, Amsterdam 2021, 461
p. ISBN 9789045032030. Distributie VBK België
© 2024 | MappaLibri