Al vijftig jaar lang organiseert de faculteit Geesteswetenschappen
van de Universiteit Leiden eens per jaar de Johan Huizinga-lezing, genoemd naar
de vermaarde Nederlandse cultuurhistoricus uit de eerste helft van de
twintigste eeuw. Sprekers met uiteenlopende interesses behandelen tijdens de
prestigieuze lezingenreeks een cultuurfilosofisch of -historisch thema met een
maatschappijkritische insteek, zeer divers, vanuit hun respectieve vakdomeinen.
In december 2021 viel die eer David Van Reybrouck te beurt, de gelauwerde
schrijver van onder meer Congo. Een geschiedenis en, recenter, Revolusi: Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld. Voor een
publiek van meer dan 200 gasten hield hij zijn redevoering in de ranke
Pieterskerk in Leiden – ze werd onlangs als De kolonisatie van de toekomst
door Uitgeverij De Bezige Bij gepubliceerd.
Van Reybrouck opent zijn lezing
met de vaststelling dat nog voor het einde van zijn conferentie zes of zeven
soorten zouden zijn uitgestorven. Een vreemde opener voor een
cultuurhistorische lezing, geeft hij ruiterlijk toe. Maar sinds kort dienen
volgens hem ook cultuurhistorici zich over de dramatische klimaatomstandigheden
uit te spreken, en met kracht. Opwarming van de aarde, weet je wel. Toenemende
uitstoot van CO2. Snel stijgende zeespiegel. Verwoestijning en hongersnoden.
Vluchtelingenstromen, drie keer zo groot als de Vlaamse bevolking. Verwoestende
cyclonen. Een somber beeld van een wereld die toelaat dat ‘twaalfjarige
jongetjes omkomen van de hitte naast een uitgemergelde koe, [terwijl] hun
leeftijdsgenoten de airco op 16 graden hebben staan terwijl ze op TikTok zitten
te kijken naar influencers die hippe wegwerpkleren showen, gestikt door
kinderen in de sweatshops van het Zuiden.’ We koloniseren de wereld van de
toekomst, betoogt de spreker, zoals we destijds Afrika, Azië en Latijns-Amerika
koloniseerden. En hoewel de huidige generaties in het Westen geen
verantwoordelijkheid dragen voor het geleden leed, noopt het besef dat de
opgepotte rijkdommen en verworven voordelen onzuivere bronnen hebben toch tot
een verregaand gevoel van verantwoordelijkheid.
Het zou van een haast destructieve
zwartgalligheid getuigen, mocht Van Reybrouck de toehoorder of lezer ook niet
enkele kant-en-klare oplossingen voor het geschetste probleem aanbieden. Hij
bepleit vooreerst meer inspraak van de burger via burgerberaden en (p)referenda
– volksraadplegingen die het simplisme van een ja-nee-bevraging in ruime mate overstijgen.
Bovendien wil hij die betrokkenheid ook doortrekken naar een mondiaal niveau,
in een ‘Global Assembly’, opdat de wereld als wereld zou kunnen spreken over
thema’s die de hele aardbol aanbelangen. Om het klimaatprobleem aan te pakken
stelt hij een systeem voor, waarbij elke burger een basispakket credits
ontvangt voor het verbruiken van fossiele brandstoffen; het totale pakket zou
samengesteld zijn op basis van de maximale uitstoot die een land elk jaar mag
genereren. Bedrijven zouden geen basispakket ontvangen, maar voor elke credit
moeten betalen – een complex systeem, maar niet ingewikkelder dan ons huidige
belastingstelsel, garandeert Van Reybrouck. Als vierde, meest drastische en
daarom minst elegante oplossing, vraagt hij elk van ons, als last resort,
de optie van burgerlijke ongehoorzaamheid in overweging te nemen. Investeren
overheden tegen beter weten in 23 procent van het nationale inkomen in fossiele
brandstoffen? Dan gaat 23 procent van ons jaarlijkse aanslagbiljet niet langer naar
de overheid, maar naar een fonds dat wordt gebruikt om de eventuele
proceskosten te dekken. ‘Hopelijk wordt onze wil om te helpen sneller gezien
dan onze bereidheid tot staken.’
Wie in De kolonisatie van de toekomst op zoek gaat
naar wezenlijk nieuwe inzichten over ons koloniaal verleden of het
internationaal klimaatbeleid, komt van een kale kermis thuis. Evenmin wordt
plaats ingeruimd voor wetenschappelijke theorievorming of abstracte
spitsfilosofie. Daar is het essay ook niet voor bedoeld. Wél treft de lezer in
Van Reybroucks pennenvrucht een goed onderbouwd, helder geformuleerd betoog aan
over een complex maar prangend probleem, waarvoor haalbare oplossingen worden
voorgesteld, met een grote(re) betrokkenheid voor elk van ons. Merkwaardig, hoe
realistisch Van Reybroucks pleidooi vandaag klinkt, daar waar het minder dan
een generatie terug nog als utopisch kon worden weggewuifd. Bedroevend, hoe burgers
denkoefeningen moeten maken, alternatieven ontplooien en actie ondernemen,
omdat hun overheden op essentiële beleidsdomeinen - juridisch en ethisch - in
gebreke blijven. Maar hoe hoopgevend, dat de inertie van tijd tot tijd wordt
doorbroken en de somberheid plaats maakt voor een haalbaar optimisme. Daar
verdient de auteur, onder meer met dit essay, alle lof voor.
David Van Reybrouck: De
kolonisatie van de toekomst. Huizinga-lezing 2021, De Bezige Bij, Amsterdam 2022,
64 p. ISBN 9789403183718. Distributie Standaard Uitgeverij
© 2024 | MappaLibri