Mary

Aangespoord door Lord Byron schreef Mary Shelley (1797-1851) op haar achttiende de roman Frankenstein. In haar roman Mary focust Anne Eekhout op de tienerjaren van Mary Shelly, heel specifiek dan op het jaar 1816, wanneer ze samen met onder meer haar geliefde, Percy Shelley, en Lord Byron in Cologny, Genève verblijft en daar, ingaand op de vaag van haar reisgezellen een verhaal te vertellen, de aanzet tot haar roman op papier zet. Alternerend met de Zwitserse hoofdstukken wordt teruggeblikt op de periode juni-oktober 1812: om te genezen van een huidaandoening wordt Mary door haar vader naar Schotland gestuurd, waar ze onderdak krijgt bij de familie Baxter. Uit de verantwoording blijkt dat Anne Eekhout voor haar biofictie over Mary Shelley gebruik heeft gemaakt van de biografie Mary Shelley die Miranda Seymour publiceerde in 2000. Waarheid en verbeelding lopen in de roman van Eekhout door en over elkaar. Concrete data – ik denk bijvoorbeeld aan de verwijzing naar de geboortedag van Mary Shelley, 30 augustus – worden gelinkt aan wat zich mogelijk heeft voorgedaan in deze voor Mary Shelley toch wel ingrijpende momenten in haar leven.  

Aan de roman gaat het gedicht ‘Sprookje’ vooraf van Maria Vasalis, geschreven ‘voor mijn moeder en dochtertje’ en met o.m. dit veelbetekenend vers: ‘zij zijn verloren en verzonken in elkaar’. Twijfelend aan zichzelf, zoekend naar houvast op het keerpunt van kindertijd naar volwassenheid blijft Mary worstelen met een tweevoudig verlies dat  – zo blijkt alvast heel duidelijk uit de Genève-delen – emotioneel en psychisch zwaar op haar weegt. Zo schrijft Eekhout:
 
‘Alsof je kon vergeten als je maar stil genoeg was. Is rouw het midden tussen willen houden en willen verliezen? Tussen willen herinneren en willen vergeten? Kon ik niet rouwen omdat ik niet kon herinneren?’
 
Mary’s moeder is gestorven in het kraambed, ‘nog voor ik haar ook maar een fractie had kunnen leren kennen, bestond ze al niet meer. Ik was haar dochter, maar ik wist niet wie ze was.’ Zelf heeft Mary haar dochter verloren. Dat zij als moeder gefaald heeft, heeft haar blijvend met een schuldgevoel opgezadeld. Vandaar ook dat ze – we schrijven dan 1816 – met een aan het bezitterige grenzende liefde haar pasgeboren zoontje William omringt.
 
De Genève-hoofdstukken hangen in de welgekozen context van de figuren die erin optreden, een beklijvend beeld op van de sfeer die de romantische dichterszielen wist te bezielen. De wijn vloeit, al dan niet vermengd met geestverruimend laudanum, rijkelijk, er wordt geëxperimenteerd met de vrije liefde (Mary’s echtgenoot Percy lijkt vooral geïnteresseerd in haar stiefzus Claire, die later zwanger zal blijken te zijn van Byron – hoewel: hier kan ook aan getwijfeld, zeker als Percy bereid is het kind later in zijn testament op te nemen), er worden verhalen verteld waarin monsters de hoofdrol komen opeisen, droomflarden doorkruisen bliksemend (het regent en onweert bijna voortdurend) de werkelijkheid… Gaandeweg de Genève-delen wordt ook duidelijk hoe nadrukkelijk Mary zich naar het schrijven toewendt, ‘haar handen schrijven woorden, proberen bij te houden wat zich vanbinnen afspeelt, vormen het verhaal dat in haar woedt.’ Zo krijgt voor haar ‘alle donkere innerlijke werkelijkheid vorm’, ‘bladzijden vol heeft ze geschreven, zij, natuurlijk, maar eigenlijk dat ding in haar, dat woorden aan haar gaf, behalve voor zichzelf.’
 
Even intrigerend zijn de hoofdstukken die zich in Dundee afspelen in het jaar 1812. Vooral de relatie tot Isabella Baxter komt hier aan bod. Tussen Mary en Isabella groeit een liefde die verder gaat dan vriendschap. Mary voelt zich lichamelijk steeds meer aangetrokken door de enigmatische Isabella. Dat die haar ten slotte zal afwijzen en kiest voor een huwelijk met Mr. Booth, die eerder gehuwd was met Margaret, de zus van Isabella, is voor Mary nauwelijks te vatten. En over Mr. Booth: er zijn de geheime experimenten die hij opzet in zijn laboratorium en erop gericht zijn via galvanisering doden weer tot leven te wekken… Ook in Dundee speelt zich een onvatbaar spel af tussen werkelijkheid en verbeelding, een sfeer die nog eens wordt aangescherpt door de figuur van Isabella’s jongste broertje, John, die al zijn affectie projecteert op een vissenkop die hij gevonden heeft, en verder door de zich bijna lijfelijk aandienende aanwezigheid van een monster dat in een afgelegen grot woont… Anne Eekhout slaagt er op een bijzonder overtuigende manier in haar hoofdfiguur Mary ten voeten uit te tekenen. Zo overtuigend dat je als lezer anders gaat aankijken tegen Mary Shelly’s Frankenstein, die de schrijfster voor eens en altijd beroemdheid schonk.
 
Anne Eekhout: Mary, Amsterdam, De Bezige Bij 2021, 382 p. ISBN 9789403153315. Standaard Uitgeverij

© 2024 | MappaLibri