Patroon

Als ribbels in het zand  

12+ - Sommige auteurs laten zich niet vastpinnen op één genre. Met Patroon schrijft Marco Kunst een realistische, psychologische jeugdroman, nadat hij zijn veelzijdige oeuvre voor diverse leeftijden recent had aangevuld met Offline, een toekomstroman voor wat jongere lezers, en het fantasierijke Het verlangen van de prins.
 
Slechts drie korte hoofdstukken heeft Kunst nodig om de vele botsende, schurende kanten van het tienerleven te laten zien, die hij vervolgens een roman lang in drie delen uitdiept. Bij een experiment met een patroon sterft Mylo’s beste vriend Mees, en raakt ook zijn eigen leven onherstelbaar verminkt. Zijn vriendin wil hem niet meer zien, zijn moeder verdrinkt in verdriet en hijzelf moet langs een stoet agenten en hulpverleners – ‘Allemaal zoeken ze de Waarheid’. Dat er nooit één ‘Waarheid’ is, maakt Patroon overtuigend voelbaar. Mylo’s grootvader houdt hem overeind, want die ‘vraagt niets en zegt weinig. Dat is fijn’.
 
Steeds meer krijgt Mylo het gevoel dat hij op zoek moet naar zijn vader, van wie hij niet weet waarom die op een dag plots verdween, en die hij nauwelijks kent. Pas gaandeweg, nadat hij met zijn opa en zonder medeweten van zijn moeder naar Amerika vertrekt, waar zijn opa vandaan komt en zijn vader is gaan wonen, ontdekt Mylo dat ook zijn grootvader een onvergetelijke ervaring meedraagt, en dat die heeft bepaald hoe zijn vader opgroeide en waarom hij hen achterliet. Mylo’s grootvader vocht als adolescent in de oorlog in Vietnam, en hield daar als zovelen een trauma aan over. Zo vloeien verschillende generaties, heden en verleden, dichtbij en verderaf overtuigend samen in een knap geconstrueerd verhaal.
 
Vrijwel meteen neemt de ik-verteller Mylo zich voor je in. De korte zinnen boordevol herhaling barsten van onmacht en verdriet, zodat ook wie de flaptekst niet las meteen weet dat iets heel erg misging. Die flaptekst geeft opvallend veel prijs van wat gebeurt, maar het is dan ook bovenal de beleving van Mylo die lezers bij het nekvel grijpt. Op sommige momenten klinkt Mylo’s stem stilistisch wat minder verfijnd, maar net daardoor is zij erg authentiek, besef je naarmate de roman vordert. De vertelstem klopt dan ook helemaal, niet alleen qua toon en woordgebruik, maar ook in de keuze van intertekstuele verwijzingen en vergelijkingen. De beelden en herinneringen die Mylo oproept, stammen niet uit een verleden van de oudere auteur, maar uit de leefwereld van kinderen van nu. Zo verwijst hij naar de kleuteranimatiereeks rond Dora, naar ‘Wij gaan op berenjacht…’, googelt hij documentaires en staan hoge en lage cultuur losjes naast elkaar:  
 
‘Om vergeving vragen: het lijkt wel iets uit de Bijbel of een Disneyfilm’.
 
De ik-verteller neemt als vanzelfsprekend flarden Engels en uitroepen op in zijn zinnen, zonder dat het ooit gezocht lijkt. Ook spreekt hij geregeld de lezer aan – ‘Ben je weleens verliefd geweest? Zó verliefd dat je helemaal gek werd als je toevallig met je pink één tiende seconde langs haar of zijn T-shirt streek?’ – én komt hij daar hoofdstukken later op terug – ‘Maar verdriet dat te groot is, ken je dat ook? Verdriet dat als zo’n blobmonster uit een Japanse manga helemaal om je heen slobbert, zwart en slijmerig’. Ook wanneer de vergelijkingen of details niet wortelen in de leefwereld van hedendaagse tieners zijn ze raak gekozen en versterken ze de beleving, bijvoorbeeld wanneer het experiment met de kogel plaatsvindt in Mees’ voortuin en het bloed ‘naar het zentuintje van zijn vader’ stroomde.
 
Alle elementen van de coming-of-ageroman zijn aanwezig: een schokkende ervaring, het tijdelijk verdwijnen uit de vertrouwde omgeving, het (nauwelijks uitgesproken) mentorschap van de grootvader en, uiteindelijk, de groei. Daarvoor moeten ook lezers langs heftige passages. Zelden neem ik mijn concrete, persoonlijke leeservaring op in een recensie, maar hier wil ik niettemin aangeven dat ik de roman net voor deel drie even aan de kant heb gelegd. De cesuur tussen de delen drijft de spanning op, én maant lezers aan er even bij stil te staan dat een roman een constructie is. Hoewel ‘Een dag om voorgoed in te blijven wonen’, na de twee eerste delen ‘De patroon’ en ‘Het patroon’, als titel net zo goed op iets idyllisch als iets destructiefs kan wijzen, vrezen wellicht wel meer lezers dat de auteur in deze roman tot het uiterste is gegaan. Kunst werkt met Mylo’s authentieke vertelstem zo overtuigend op lezers in, dat de tunnelvisie waar Mylo zelf in terecht komt, ook lezers meesleurt. De beslissing die Mylo aan het eind van deel twee neemt, volgt immers zo logisch uit al wat hij deed, dacht en beleefde, dat het moeilijk te geloven is dat de auteur die nog kan ombuigen.
 
Kunst blijft echter het idee trouw dat in romans voor jonge mensen altijd hoop moet overblijven, en zet die extra in de verf met een epiloog die voor zoekende, zwoegende jongeren vast niet zo overbodig is als die voor sommige volwassenen kan lijken. Zo schrijft Kunst met Patroon een roman die in minder dan tweehonderd bladzijden overtuigend toont hoe een gebeurtenis die ‘veertien miljard jaar lang’ lijkt te duren, weliswaar levensbepalend is, maar niet onontkoombaar.
 
‘Het zijn maar sporen. Niet anders dan de toevallige ribbels in het zand, op het strand bij laagwater. Ze liggen niet vast. Als je die patronen ziet en herkent, kun je je ervan losmaken’.
 
Dat wil de auteur zijn lezers met deze knappe roman meegeven. Patroon zelf laat je niet snel los.
 
Marco Kunst: Patroon, Gottmer, Haarlem 2022, 190 p. ISBN 9789025772840. Distributie L&M Books

© 2024 | MappaLibri