In haar debuutbundel hanteert Emma
van Hooff een opvallende stijl. Haar gedichten lijken lange stromen van
woorden, haast eindeloze monologen met brokken tekst. De enjambementen dienen
hier vooral om het ritme van het spreken na te bootsen, compleet met herhalingen
en verbeteringen van zichzelf. Het zijn niet de klassieke recepten van een
poëtische zegging, maar ze versterken wel aanmerkelijk de indruk van
spontaneïteit van oraliteit die uit deze gedichten spreekt. De dichter zelf
belicht overigens vaak dat theatrale karakter van haar poëzie, bij de aanvang
wijst ze erop dat ze zich bevindt op een scène en op zoek moet naar het juiste
‘kruisje’ om de optimale plaats ten opzichte van het publiek te vinden.
Dat publiek is vervolgens getuige van lange ontboezemingen
die veelal zijn opgebouwd rond ervaringen en herinneringen maar die steevast
overgaan in associaties. De onzekerheid en de onrust slaan om in angst en
obsessionele dwanggedachten. Lichamelijke klachten, medicijnen en tumoren, het
krijgt allemaal een plaats in deze gedichten. De ultieme kwetsbaarheid van het
lichaam, dat bij momenten uit elkaar dreigt te vallen, wordt tegengegaan door
bezwerende uitspraken, door bizarre dromen en jeugdherinneringen, door
fantasieën over het hiernamaals. Het klinkt allemaal deprimerend, en dat is het
in feite ook, maar Emma van Hooff slaagt erin haar tekst te verweven met
hilarische beelden en ronduit grappige scènes. Haar hiernamaals bestaat uit
twee bergen (de hel en de hemel) waar men met een soort van lift naartoe wordt
gebracht. Die humoristische blik verbergt vaak een tragiek, maar blijft lang
bij de lezer hangen en zorgt onmiskenbaar voor een zekere lichtvoetigheid, hoe
ironisch die ook mag zijn.
Dat de dichter niet
wil stilstaan bij het eigen leed blijkt ook uit het feit dat zij haar lot
verbindt met dat van enkele mythische figuren (die elk een reeks gedichten
toevertrouwd krijgen): de tragische Pandora, die alle kwalen van de wereld laat
ontsnappen; Persephone, die gedwongen is om een groot deel van haar leven in de
onderwereld door te brengen; Prometheus, de vuurbrenger die als straf moet zien
hoe een vogel permanent zijn lever beschadigt. In dat gezelschap wordt ook de
‘placebo-mens’ ondergebracht, die zowel mentaal als lichamelijk dreigt te
verdwijnen. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van andere ziekteverhalen (onder
meer van Virgina Woolf en de filosoof Nancy, die het over zijn kanker en zijn
transplantatie heeft).
Dit is een boeiende en bij
momenten beklijvende bundel, maar tegelijk valt op hoe de dichter nog op zoek
is naar eigen toon. Prozafragmenten wisselen af met lyrische passages en lang
niet alle teksten zijn evengoed van kwaliteit, maar uit het geheel spreekt een
authentieke en oorspronkelijke stem die veel verder gaat dan het uitschreeuwen
van het eigen leed.
Emma van Hooff: Placebomens, Atlas/Contact,
Amsterdam 2022, 62 p. ISBN 9789025470838.
Distributie VBK België
© 2025 | MappaLibri