In een van de deelteksten waaruit De gebeurtenis van Peter Terrin is opgebouwd, heeft het personage
Frouke het over bestsellers: ‘Wat me het meest aan bestsellers stoorde, was hun
eindeloosheid. Hoe konden deze boeken spannend worden genoemd? Honderden
pagina’s aan het lijntje worden gehouden over wie het gedaan had, af en toe
maar een hapje worden gevoerd op het eind van een hoofdstuk, als was je een
hond op training. Ik vond het denigrerend.’ Als er één omschrijving duidelijk
maakt wat De gebeurtenis niet is, dan
is het wel deze.
Terrin staat op eenzame hoogte binnen onze Nederlandstalige literatuur
door zijn eigenzinnige aanpak van de verhaalstof, door zijn loepzuivere en
uitgepuurde stijl, door de manier waarop hij de lezer deelgenoot maakt aan het
scheppingsproces en een beroep doet op diens verbeeldingskracht om de lijnen
die subtiel worden uitgezet, tot een allesomvattend geheel te verbinden. Want
hoe verbrokkeld of ogenschijnlijk losweg opgetekend, de verschillende delen die
in De gebeurtenis het verhaalkader
aanreiken, echoën elkaar in een soort spiegelpaleis waarin werkelijkheid en
fantasie in elkaar grijpen.
De gebeurtenis
opent met een vervreemdende scène, waarin wordt verteld hoe Juliette, de
assistente van de zeven maanden eerder overleden schrijver Willem, mag
deelnemen aan een wetenschappelijk experiment waarbij de hersenen van de
schrijver worden geüpload om zo weer in contact met hem te kunnen treden. Even
lijkt het erop dat er ook echt contact ontstaat, maar na enkele momenten blijft
het stil aan Willems kant. Wel belangrijk, zeker in het licht van wat verder
zal volgen, is de opmerking die Willem maakt:
‘Je praat met mij vanuit een onderzoekscentrum, zeven
maanden na mijn dood. Juliette, Juliette, je bent werkelijk, zegt hij, zonder
zijn gedachte af te maken. Wat een verbeelding…’
Pas aan het slot van de roman
zal duidelijk worden dat Juliette de postuum gepubliceerde roman van Willem
vorm heeft gegeven:
‘Men zou vooral, net als zij, moeten kunnen horen wat hij niet zegt. Dan
misschien, langzaam, zou de magie voor een buitenstaander heel even voelbaar
worden. De magie van twee mensen die één worden in het woord. Een pure,
onbevlekte liefde.’
De gebeurtenis is in de eerste
plaats een roman over het zwijgen, over de stilte die zoveel meer zegt en kan
zeggen over hoe mensen met elkaar omgaan en in de nadagen van hun leven – opvallend toch hoe zowat alle personages
oud zijn geworden – er blijvend op gericht zijn hun waardigheid te behouden.
Treffend is in dit opzicht onder meer het ‘verhaal’ over Rita en Daniël en de
manier waarop deze laatste, nu zijn vrouw met alzheimer in een zorgcentrum is
opgenomen en hij haar wegens de pandemie alleen vanop afstand kan toewuiven,
haar kleren aantrekt: ‘nooit zou hij dichter bij zijn vrouw kunnen komen.’
In de manier
waarop de deelverhalen in elkaar grijpen, blijkt de beheersing van Terrin.
Fictie en werkelijkheid worden voortdurend aan elkaar getoetst. Laat personages
een muziektheatervoorstelling bijwonen –
de magie van het toneel –, verder zal dan blijken hoe personages ook verder in
een meer verhalend deel weer hun opwachting maken. Alles heeft met alles te
maken. Dat de schrijver Willem de zoveel jongere Femke bij hem laat inwonen buiten
medeweten van zijn vrouw Anna wordt gespiegeld in het ‘Anna’-deel, waarin een
schilder zijn geliefde Frouke in huis neemt. Dat tussen Anna en Frouke een
verbond zal worden gesmeed waarbij de schilder buitenspel wordt gezet, zorgt
dan weer voor een verrassende en betekenisvolle ommekeer. En laat het dan
diezelfde Frouke zijn die in het muziektheaterstuk acteert hoe zij het hoofd in
de gasoven stopt, het legt weer de verbanden bloot die de verhalen onderling
aan elkaar linken.
Meteen ook wordt duidelijk hoe Peter Terrin aansluiting zoekt bij zijn
literaire voorbeelden. Er is uiteraard de schrijver Willem; verbind diens naam
aan die van Frederik, een van de personages die in de ik-vorm aan het woord
komen, en het wordt duidelijk: Terrins mentor in het schrijverschap is
Willem-Frederik Hermans, naar wie overigens nog eens wordt verwezen met de
titel ‘Een pasgestoomde deken’. Het meisje dat het hoofd in de gasoven stopt:
Sylvia Plath uiteraard, en er is James Salter, naar wie wordt verwezen als de
auteur van drie novellen, ‘geschreven door een Amerikaan, gevechtspiloot in een
vorig leven.’ Allusies op de video-installaties van David Claerbout meen ik dan
weer te herkennen in de beschrijving van een bezoek aan een expositieruimte,
‘op het scherm duwde wind een boomtak op en neer, speelde met de bladeren. […]
Ik luisterde naar het zoemen van de projectoren, dat de stilte van het beeld
voor ons benadrukte.’ En dat Peter Terrin nu zelf ook in de fotografie een
(tweede) uitweg heeft gevonden voor zijn creativiteit, mag blijken uit de
aandacht voor het detail. Wandelend in de stad merkt hij op: ‘De punten van de
opstaande ijzerschermen die het beton zouden wapenen, vingen roestrood het
zonlicht.’
De gebeurtenis – welke gebeurtenis ook
echt in de verhaalde feiten de titel moet verantwoorden, wordt in het ongewisse
gelaten – is een roman in mozaïekvorm, waarin de beelden in hun apartheid en in
hun onderlinge relatie een magistraal geheel vormen. Of, zoals Terrin het met
een verwijzing naar de romanopvatting van Olga Tokarczuk aangeeft: ‘Het is
onmogelijk om een consistent, rechtlijnig verloop van oorzaak-gevolg in een
verhaal op te bouwen. Op zijn best is dat een benadering van onze ervaring. In
de plaats daarvan is het nodig om een geheel samen te stellen uit verschillende
deeltjes, die allemaal wijzen op verbondenheid. Constellatie, niet
opeenvolging, draagt de waarheid in zich.’
Het is die aanpak die van De gebeurtenis ook echt een literaire gebeurtenis maakt.
Peter Terrin: De
gebeurtenis, De Bezige Bij, Amsterdam 2022, 221 p. ISBN 9789403181813.
Distributie Standaard Uitgeverij
© 2023 | MappaLibri