9+ - Een paar verhalen (alle drie overigens pas later toegevoegd)
uit Sprookjes van 1001 nacht hebben via de jeugdliteratuur, vele film-
en theaterbewerkingen en games een klassieke status gekregen: ‘Sin(d)bad de
zeeman’, ‘Aladin en de wonderlamp’ en ‘Ali Baba en de veertig rovers’. Een
nieuwe adaptatie van Sin(d)bad is straks te vinden in pret- en sprookjespark De
Efteling, waar een oosterse wereld wordt opgetrokken als vervanger van Monsieur
Cannibale (een
attractie met een kannibaal met een pollepel door de neus en ronddraaiende
kookpotten), die echt niet meer kan: de wereld van Sindbad de zeeman. Heeft
Fisscher dát even mooi gepland!
In de Nederlandse jeugdliteratuur zijn enkele aardige bewerkingen.
Nienke van Hichtum nam het verhaal op in haar vrij plotgetrouwe bundel Vertellingen
uit de Duizend en één nacht (1921). Kort geleden (in 2017) vertelde Imme Dros
in haar boek En toen,
Sheherazade, en toen? het verhaal van Sinbad eveneens plotgetrouw,
en net zo uitgebreid als Fisscher. Ed Franck bewerkte het verhaal stevig in Twintig
parels. Er is ook een mooie vertaling (De Fontein 1996) van de versie van
de Brit John Yeoman, populair mede dankzij de prenten van Quentin Blake. Daarbuiten
is veel spul dat meteen de ramsj in kan en je hebt de bekende Disney-versie
waarin oom Donald het, sterk ingekorte, verhaal aan zijn neefjes vertelt, met
Mickey Mouse als Sinbad.
Fisscher heeft al een flink aantal bewerkingen van
klassiekers op haar naam staan, recent die van Reis om de wereld in 80 dagen
(Volt 2021) en Oliver Twist. Zij kiest
ervoor het origineel qua plot zoveel mogelijk intact te laten en aan geintjes
naar de eigen tijd of anachronismen bezondigt ze zich niet. Ze vertelt alle
zeven reizen van Sindbad en is niet bang voor alle herhaaldelijk uitgesproken
twijfels van de Zeeman aan het waarom hij nu toch weer op reis is gegaan.
Ze handhaaft (dus)
ook, net als Dros, de tamelijk knukkige uitgangssituatie: de kruier Sindbad (genoemd
Sidi de Sjouwer) brandt voor het huis van een zeer rijke man los in een hardop
gedacht gedicht over het verschil tussen de rijken en de armen. De rijke, ook
Sindbad geheten, heeft hem gehoord, waardeert zijn eerlijkheid, nodigt hem aan
zijn tafel en trakteert hem zeven avonden lang op een maaltijd en een verhaal
over zijn reizen. Sidi is de ideale luisteraar en degene die precies de juiste,
en eerlijke, vragen stelt.
Die reizen zijn elke keer heel opmerkelijk. Vol ternauwernood-ontsnappingen,
monsters, enorme vogels, gemene apen, kannibalen, toverij. Sindbad wordt levend
mee begraven bij de dood van zijn echtgenoot. Opmerkelijk is dat Fisscher (net
als Van Hichtum) in deze begraafscène weigert van Sindbad een moordenaar te
maken. Hij slaat in de oorspronkelijke tekst in de afgesloten grot
verschillende andere levend begravenen dood om dankzij de hun meegegeven broden
in leven te blijven. Ed Franck, durft dat wel aan, Dros ook, weliswaar maar
eentje, en ook met een verzachtende omstandigheid.
Het is allemaal zo gebeurtenisrijk, spannend en bizar dat
Sidi zich (terecht, blijkt later) geregeld afvraagt of Sindbad de Zeeman niet ook
een echte fantást is. Deze fantasietjes van de verteller zijn een enkele keer
bekend: het eiland dat eigenlijk een walvis is (het komt goed uit dat Linde
Faas hier, in het eerste verhaal, de illustrator is, cf. De jongen en
de walvis) en de episode met een cycloop, met een voor een flink deel
gelijklopend verhaal als dat in Homerus’ Odyssee. Hier en daar keert een
element uit een verhaal terug in een ander, bijvoorbeeld het reuzenei van de
kolossale vogel Rokh, of een personage van/op een schip.
Het inzetten van verschillende illustratoren is een goeie
vondst. De formule wordt vaak ingezet bij klassiekers of sprookjesbundels. Maar
het is hier ook fijn dat daarmee een zekere monotonie uit het boek gehaald
wordt. Het integrale verhaal is niet direct het spektakelstuk van de eeuw. Voor
de brave moralen (ik ben wel rijk, maar geef ook heel veel weg + eerlijkheid
wordt beloond) hoef je je er ook niet in te verdiepen. De elementen ervan
lijken behoorlijk op elkaar. Sindbad wordt net op tijd gered, is de enig
overgeblevene van een hele bemanning, is op een eiland terecht gekomen en
jawel: er komt een schip aan. Sindbad zwaait als een gek met zijn tulbanddoek en
net als hij denkt dat ze doorvaren, zien de scheepslui hem. Rijk komt hij terug
in zijn lievelingsstad Bagdad, van plan om nooit, écht waar nooit meer op pad
te gaan. Tot het avontuur hem weer roept.
Sindbad de Sjouwer geeft zich over aan deze ‘monotonie’.
Elke dag verlangt hij, ondanks zijn vermoeden van een hoop verzinsels, naar een
nieuw verhaal, en elke dag vertrekt hij met een rijk gevulde geldbuidel naar
zijn uiteraard blije gezin. We zien hem maar één keer, op de rug, in het
verhaal van de eerste reis.
De tekenaars zorgen
(dus) voor een hoop levendigheid. Het is interessant het realisme van De Wit,
Remmerts de Vries, Pluim en Khing naast elkaar te zetten, of het oosters
gehalte te onderzoeken bij de verschillende tekenaars, of hoe het zit met de
leeftijd van Sindbad. Ze zijn allemaal in vorm. De oude meester Thé Tjong Khing
kreeg de eer dat een van zijn illustraties ook de cover siert. Het is uiteraard
geen wedstrijdje, maar Jeska Vestegen levert de geestigste prent met een
opgestapeld stelletje volgevreten mannen.
Tiny Fisscher, Linde Faas, Sophie Pluim e.a.: Sindbad de
zeeman. Bewerkt uit Sprookjes van 1001 nacht, Volt, Amsterdam 2022, 105 p. :
ill. ISBN 789021428673. Distributie L&M Books
© 2024 | MappaLibri