Ezelsoren. Kanttekeningen bij moeilijke kwesties

It takes a man to suffer ignorance and smile  

Nog voor ik de lectuur van Johan Braeckmans recentste monografie aanvatte, werd mijn nieuwsgierigheid al geprikkeld door de in het oog springende titel die de auteur zijn publicatie meegaf. Ezelsoren. Jammer genoeg werd de keuze voor het mooie opschrift nergens in het boek gemotiveerd of geduid, en de afbeelding op de voorflap lijkt vooral te verwijzen naar het onhebbelijke gebruik van sommige lezers om met kleine vouwtjes in de rechterbovenhoek van een blad aan te geven waar ze in een boek zijn aanbeland. Toch neem ik graag aan dat de auteur met de titel ook een knipoog wilde geven naar het oude schoolgebruik, waarbij de domoren en de luieriken van de klas – of, zoals sommigen vandaag zouden zeggen, ‘de leerlingen met de grootste uitdagingen’ – als straf achteraan in een hoek van de klas post moesten vatten, met het gezicht naar de muur en met twee papieren ezelsoren die parmantig boven de beschaamde hoofden uitstaken.
 
Die straf heeft de tijd niet overleefd. In liberale samenlevingen, met hun sterke nadruk op de waardigheid van het individu en hun afkeer van asymmetrische machtsrelaties, is geen plaats voor de publieke schandpaal, de cobrador del frac (het Spaanse heerschap in rokkostuum dat zich opzichtig voor een winkel of bedrijf neerpootte om het publiek attent te maken op achterstallige betalingen van de onderneming), de spoorrails met pek en veren of andere ‘skimmington rides’ (zie Ute Frevert, The politics of humiliation. A modern history, Oxford University Press 2020). Stilaan lijkt elke terechtwijzing echter een vernederend karakter te hebben gekregen, en dus uit het arsenaal van de intermenselijke relaties te zijn geschrapt. De pedagogische tik van de ouder is verdwenen (te agressief). De rode balpen van de leraar ook (te weinig pedagogisch). De vingeroefeningen in de muziekschool werden verboden (niet inspirerend genoeg) en de C-attesten zijn zwaar onder druk komen te staan (een falende student? Onvoorstelbaar!). De ezelsoren waren al langer in de prullenmand van de geschiedenis beland. Iemand met zijn zelfgekozen domheid confronteren werd immers van langsom meer als straf beschouwd, bijgevolg als vernederend en dus niet meer toelaatbaar, zelfs niet in een geritualiseerde vorm.
 
Toch hebben (symbolische) ezelsoren hun nut. Niet enkel om de idiotie expliciet aan de kaak te stellen en de domoren uit hun vrijwillige lethargie te halen (reintegrative shaming), maar bovenal om duidelijk te maken welke handelingen de samenleving aanstipt als gedrag dat het waard is om erkend en geprezen te worden – een inzicht dat Aristoteles ons reeds 2.400 jaar geleden schonk (zie Michael J. Sandel: Justice. What’s the right thing to do? -- Allan Lane 2009). De hemel zij geprezen dat een scherp denker zich nu en dan aan de waan van de dag onttrekt, en de ezelsoren vastsnoert op de hoofden van diegenen die ze volop verdienen. Een kwestie van rechtvaardigheid, zo men wil…
 
Vanuit die inspiratie vatte ik het recente, lijvige overzichtswerk van Johan Braeckman aan – een kleine vierhonderd pagina’s actualiteit, diepgang en ingetogen humor. Op een handvol onuitgegeven essays na, brengt de bundel vijftig artikelen samen die de auteur het jongste anderhalve decennium in uiteenlopende tijdschriften en bundels publiceerde. Ze zijn onder vier titels gegroepeerd: wetenschap en kritisch denken, religie, de ‘condition humaine’ en (hij kon onmogelijk ontbreken) de Britse bioloog en veelschrijver Charles Darwin. In essentie loopt echter één vraag als een rode draad door het hele werk: waarom zouden het onware, het niet-samenhangende, het nauwelijks verklarende en het absurde ooit de voorrang genieten op het kritische, het logisch onweerlegbare en het bijna onbegrensde potentieel van gesystematiseerd rationeel argumenteren? Het antwoord ligt voor de hand: dat doen ze niet.  
 
En dus wijst Braeckman, beheerst en weloverwogen, misvattingen aan in de beweringen van complotdenkers, racisten, kwezels en pseudowetenschappers. Hij biedt de lezer een tot de rand gevulde gereedschapskist aan, vol instrumenten waarmee kromme redeneringen kunnen worden blootgelegd, ontleed en rechtgetrokken. Voor wie vertrouwd is met wetenschappelijke methodes zijn die vuistregels niet zo nieuw. Maar in een tijd waarin zogenaamd fake news ons zonder ophouden via sociale media overspoelt, is het zinvol en nuttig ze dicht bij de hand te hebben. Braeckman haalt er een hele resem aan. De bewijslast ligt bij degene die beweert. Voor de sterkst afwijkende opvattingen is het zwaarwegendste bewijsmateriaal nodig. De minst gecompliceerde verklaring is vaak de juiste (het ‘Mes van Ockham’). Wees je bewust van de feilbaarheid van je brein. Hoed je voor kromtaal (ze dient vaak om onkunde te versluieren) en gratuite analogieën. Kennis moet evidence-based zijn, en bevestigd worden door gerandomiseerde, placebogecontroleerde dubbelblinde proeven. Het is niet omdat een leugen nuttig is, dat ze daarom ook waar is. En maak je geen illusies: ook verstandige mensen verdedigen soms onhoudbare stellingen (‘morosofen’). De evolutieleer van Charles Darwin biedt voor de auteur niet zozeer een antwoord op alle wetenschappelijke en levensbeschouwelijke vragen, maar geldt als een model voor hoe wetenschap in het algemeen wordt bedreven en betrouwbare kennis tot stand komt. Dié grondhouding past hij toe op tal van actuele thema’s, gaande van onverdoofd slachten over jachtigheid, artificial intelligence en euthanasie tot COVID, herdenkingscultuur, ‘dorpelijkheid’ en heiligenverering.
 
De verzamelde essays in Ezelsoren zijn gemiddeld zo’n 6 à 7 pagina’s lang. De lezer hoeft dus zeker geen uitgediepte filosofische traktaten met een zwaar voetnotenapparaat te verwachten. De artikelen zijn weliswaar leerrijk en interessant, maar altijd toegankelijk en luchtig geschreven. Hier en daar voorziet Braeckman zijn tekst van wat ironie of een bescheiden grap. Mirakels worden almaar minder zichtbaar, stelt hij in een essay over wonderen dat voor het eerst in 2014 in De Geus verscheen. ‘Bovendien lijkt hun kracht ook sterk verminderd. Ooit schiep God een universum, tegenwoordig moeten we het stellen met een Mariabeeldje waaruit tranen lijken te vloeien’. Smalend merkt hij op dat intelligente mensen mogelijks vatbaarder zijn voor foute associaties, en dat ze die onjuiste verbanden sneller met slimme argumenten toedekken. ‘Alleen maar slim zijn helpt niet,’ concludeert hij. Maar know-nothings met een ingesleten rancune tegenover brainiacs neemt hij meteen de wind uit de zeilen. ‘Dom zijn helpt overigens ook niet’. En over het museum voor creationisme, dat onder meer de boodschap poogt over te brengen dat mensen en dinosaurussen ooit in vriendschap naast elkaar leefden (de laatste dino’s stierven 66 miljoen jaar geleden uit, de Homo sapiens is – afhankelijk van het gehanteerde criterium – niet veel ouder dan 250.000 jaar) en dat de evolutie van de soorten ontkent, merkt hij laconiek op: ‘Het museum is de voorbije jaren duidelijk geëvolueerd, maar niet ten goede.’ De neiging om aan het adres van het museum (2800 Bullittsburg Church Road) enkele letters te veranderen wist hij wijselijk te onderdrukken. Veel lof voor wie in alle rust en met fijne humor de nar de zotskap (of de ezelsoren) opzet. It takes a man to suffer ignorance and smile, weet je wel…  
 
Braeckmans bundel is niet enkel inhoudelijk interessant, maar valt ook aan te prijzen voor de talloze relevante leestips, aanbevolen door een man die gepokt en gemazeld is in het kritische denken. Daniel Kahneman (Ons feilbare denken) blijft een onontbeerlijke studie voor al wie geïnteresseerd is in de fragiliteit van denkprocessen, voor historici is Doodgewone mannen van Christopher Browning (inmiddels ruim een kwarteeuw oud) nog steeds bijzonder actueel. Maar daarnaast verwijst de auteur ook naar minder bekende, gespecialiseerde studies, zoals die van Stewart Guthrie (Faces in the cloud, over cognitieve godsdienstwetenschap), Mary Lefkowitz (Not out of Africa, over afrocentrisme) of David Hand (Het onwaarschijnlijkheidsprincipe, over kansberekeningen). Bij mezelf ligt sinds de lectuur van Ezelsoren alvast Plato’s Euthyphro bovenaan op de leesstapel – een korte, ironische dialoog waarin Socrates een zelfverklaard ethicus en theoloog ontmaskert. Wie weet waar het ooit nuttig voor kan zijn?
 
In zijn deconstructie van de schijnredeneringen en het bovennatuurlijke komen ideologieën waarin een godsgeloof centraal staat haast als vanzelfsprekend in Braeckmans vizier. Meer dan zestig bladzijden gaan uitdrukkelijk over religie, en in heel wat essays komen geloof en bijgeloof minstens impliciet aan bod. Toch stelt zich de vraag of het (kritische) denken vandaag, in onze westerse samenleving, vooral vanuit die hoek onder vuur wordt genomen. Op de stelling ‘Ik ben een gelovig persoon’ die ik vorig schooljaar aan een groep 17- en 18-jarigen voorlegde en die ze met ‘ja’ of ‘nee’ konden beantwoorden, antwoordde ongeveer 90 % negatief (de ‘ja’s’ waren vooral afkomstig van leerlingen van wie de roots buiten België terug te vinden zijn). Hun kennis van de actualiteit bleek niettemin bijzonder pover. Op mijn vraag wie op dat ogenblik (september 2021) minister van Binnenlandse Zaken was, bleven 135 van de 152 respondenten mij het antwoord schuldig (Annelies Verlinden was in oktober 2020 als minister aangetreden en kwam vrijwel dagelijks in de media). Van Peter R. De Vries, de Nederlandse misdaadverslaggever die in de grote vakantie de berichtgeving dagenlang had beheerst nadat hij op klaarlichte dag was neergekogeld, had meer dan 82 % van de bevraagde jongeren nog nooit gehoord. Dit schooljaar (september 2022) legde ik de actualiteitsvraag over Annelies Verlinden nogmaals voor aan een nieuwe groep van 136 leerlingen (50 15- en 86 17-jarigen); slechts 9 leerlingen gaven een correct antwoord. ‘Ventilus’, een andere kwestie die in het bijzonder in West-Vlaanderen voor heel wat beroering zorgde (en zorgt), was bij 118 van de 136 leerlingen volstrekt onbekend. De juiste antwoorden in mijn – toegegeven, niet strikt wetenschappelijke - rondvraag waren vooral afkomstig van één groep, waarin de leerkracht economie in het voorgaande lesuur de commotie rond ‘Ventilus’ had aangestipt. Maar ook daar was die actuele informatie bij 14 van de 19 leerlingen op minder dan een lesuur tijd al in het mulle zand weggevloeid. Het verwerven van, laat staan het kritisch omgaan met informatie, lijkt geen prioriteit bij de leerlingen van deze West-Vlaamse, gewezen katholieke ‘eliteschool’.
 
Onderwijskwaliteit en studieprestatiemotivatie glijden af in de richting van het catastrofale, wat op termijn een bedreiging vormt voor een kritisch-democratische grondhouding. Misschien is het ogenblik stilaan aangebroken om uit te maken wie daarvoor een gloednieuw paar ezelsoren verdient?  
 
Johan Braeckman: Ezelsoren. Kanttekeningen bij moeilijke kwesties, Houtekiet, Antwerpen 2022, 379 p. : ill. ISBN 9789089244871. Distributie VBK België

© 2024 | MappaLibri