‘Het gevoel van vervreemding duurde hooguit een paar
minuten, misschien korter, een handvol seconden, toen verdween het. Maar het
was er wel geweest, en ik bleef dat nare gevoel houden tijdens het concert en
ook daarna, in de auto op de donkere snelweg, met Eugenio en Sara slapend op de
achterbank als kleine kinderen. Het was echt heel treurig wat er in de wereld
allemaal gebeurde met die terreur.’
De vervreemding die de
ik-verteller in bovengaande passage benadrukt, zet mee de toon van Tasmanië,
de roman waarmee Paolo Giordano (1982) zich aan de autofictie waagt. Aan het
woord is het alter ego van de auteur uit Turijn. De verteller en Giordano
hebben immers dezelfde initialen PG, een prille veertiger die zich bezint over de
toekomst, nog voor de pandemie die Giordano raak vatte in In tijden van
besmetting (De Bezige Bij 2020), de wereld in haar greep kreeg. Die
vervreemding gaat gepaard met gevoelens van angst en vertwijfeling over de
wereld waarin we leven.
Giordano’s ik-verteller heef het dan niet alleen over de erg
tastbare terreurdreiging in Europa, maar ook de klimaatverandering. PG buigt
zich daarnaast over de atoomkwestie, de naweeën van Hiroshima en Nagasaki maar
ook andere wetenschappelijke revoluties die een mogelijk een gevaar voor de
mensheid inhouden. In Giordano’s eerste auto-fictionele roman zit overduidelijke
flink wat non-fictie verweven, terwijl hij oorspronkelijk Tasmanië volledig
wilde wijden aan de gevolgen van de atoombom. Als lezer worstelde ik met die behoorlijke
dosis non-fictie. Het werd me niet duidelijk waarom die non-fictiedelen onderling
niet op elkaar ingrijpen of elkaar versterken, maar dat gefragmenteerde lijkt
vele critici net te bekoren, omdat, volgens hen, die wereldproblemen samengaan
met een meerdere crisissen in PG’s privéleven.
In Tasmanië weet de ik-verteller bijvoorbeeld niet
welke houding aan te nemen wanneer een collega, een vermaard klimaatwetenschapper
en tv-persoonlijkheid, beweert dat niet vrouwen maar mannen het slachtoffer
zijn van genderdiscriminatie. PG vraagt zich of hij zijn vriend kan laten
vallen terwijl zijn omgeving daar wel op aandringt. Bovendien zit PG’s huwelijk
zit in het slop – hij en zijn vrouw lijken kinderloos te blijven – en de
brokken lijken niet meer te lijmen, ook al wil het paar tijdens een vakantie op
het Caraïbische Guadeloupe met partnerruil hun relatie nieuw leven inblazen. (In
interviews in Italië benadrukte Giordano overigens hoe hij de stunteligheid in relationele
en seksuele geëxperimenteer eerlijk wilde portretteren, ver weg van de typische
stereotypen die de Italiaanse maatschappij nog zouden kenmerken, maar die daarbuiten
wellicht anders ervaren worden.)
Bij PG, die net als zijn generatiegenoten lang in de ratio
geloofde, leeft ‘een gevoel van vermoeide onontkoombaarheid […] op, alsof
ieders hersenweefsel onderhand volledig was doordrenkt van de ontgoocheling’.
Dat gevoel heb ik ook bij het lezen van Tasmanië, die plek op aarde waar
we volgens de kwetsbare PG alle rampspoed zouden kunnen ontlopen. Schrijven
over teleurstellingen, angsten, vragen… kan ongelooflijk beklijvende vertellingen
produceren, maar dat mis ik toch in deze roman.
Paolo Giordano: Tasmanië, De Bezig Bij, Amsterdam 2022,
336 p. ISBN 9789403110028. Vertaling van Tasmania door Manon Smits. Distributie
Standaard Uitgeverij
© 2024 | MappaLibri