Het Gentse Poëziecentrum staat
tegenwoordig niet alleen in voor de publicatie van dichtbundels en de
gezaghebbende Poëziekrant. Het wil ook de studie van de poëzie
bevorderen, onder meer via de uitgave van een reeks handzame handboeken. Eerder
verschenen al grondige gidsen bij het werk van Leonard
Nolens en Stefan Hertmans (Poëziecentrum 2021). Telkens worden de
opeenvolgende dichtbundels voorzien van verhelderende commentaar, en die leeswijzer
wordt aangevuld met enkele meer algemene opstellen.
Het derde volume in de reeks is
gewijd aan het werk van Charles Ducal. Sinds zijn veel besproken debuut Het
huwelijk (De Arbeiderspers 1987) heeft Ducal (het schrijverspseudoniem van Frans
Dumortier) een geheel eigen oeuvre opgebouwd, dat hier vanuit verschillende
perspectieven en zeer gedetailleerd aandacht krijgt. Een keur aan essayisten
bespreekt de afzonderlijke bundels. Daarbij wordt ook aandacht geschonken aan
de reacties in de toenmalige literaire kritiek. Doorgaans geven deze essays
boeiende informatie die zal aanzetten om de betreffende gedichten opnieuw ter
hand te nemen: bepaalde motieven worden naar voren gehaald, gedichten worden op
een verrassende manier in verband gebracht met andere teksten of met literaire
voorbeelden, betekenissen krijgen een nieuw accent… Het zijn leesoefeningen van
niveau, die ruimschoots de vele subtiele variaties in Ducals werk laten zien.
De indruk als zou de dichter zichzelf vaak herhalen wordt daardoor overtuigend
tegengesproken. Het universum van Ducals eerste bundels mag dan wel intiem
lijken, het krijgt door de kracht van woorden en beelden mythische proporties.
Opvallend is
vooral de wijze waarop gaandeweg de reële buitenwereld steeds meer impact
krijgt op die poëtische wereld. Dat uit zich met name in de geëngageerde
gedichten die Ducal, onder meer in zijn functie als Dichter des Vaderlands,
heeft geschreven. Het is poëzie die niet alleen als woordcreatie wil imponeren
maar die de lezer daadwerkelijk wil bewegen en tot actie aanzetten. De dichter
neemt het daarbij op tegen de massificatie en de clichés waarmee de gevestigde
orde zichzelf geruststelt, en in plaats daarvan richt hij zijn blik resoluut op
de kwetsbaren, de marginalen, de stemlozen in onze maatschappij. Ducal draagt
zo de erfenis uit van het marxisme, maar tegelijk blijft hij vooral een
begenadigd dichter. Toch valt op hoe moeilijk ook de specialisten in deze
bundel het hebben als ze proberen dat eigen ‘poëtische engagement’ te
karakteriseren, op zich en in relatie tot het andere werk.
Een extra verdienste van dit handboek vormen vooral de
teksten die de poëtische lectuur van de afzonderlijke bundels opentrekken.
Begrijpelijkerwijze is er veel aandacht voor de band tussen leven en
literatuur, aangezien het oeuvre van Ducal (en zeker zijn romans en verhalen)
sterk autobiografisch lijken: opmerkelijk genoeg wordt dat hier meermaals
betoogd, maar desondanks blijft dat leven buiten de literatuur grotendeels onderbelicht.
Daarnaast worden pogingen ondernomen om Ducals visie op literatuur en poëzie te
reconstrueren aan de hand van zijn eigen essays en uitspraken. Ducal is immers
een begenadigd pleitbezorger van poëzie, maar zijn formidabele tekst Alle
poëzie dateert van vandaag (Poëziecentrum 2010) krijgt helaas geen aparte
beschouwing. Boeiend zijn in dat bredere verband ook het essay dat sporen van
Nijhoff in Ducals poëzie onderzoekt (zo hadden er nog wel meer verbanden
onderzocht mogen worden) en de persoonlijke getuigenis over de vertaling van
Ducals gedichten. Dit boek is, met andere woorden, onmisbaar voor wie zich in
de toekomst over Ducals werk wil buigen, maar het is ook een handzame gids voor
de geïnteresseerde poëzielezer.
Anneleen de Coux,
Carl de Strycker (red.): Charles Ducal. Handboek, Poëziecentrum, Gent 2022.
ISBN 9789056552305
deze pagina printen of opslaan