11+ - Ruim op tijd voor de herdenking van 75 jaar bevrijding
verschijnt dit sympathieke boekje van illustratrice Jeska Verstegen. Het is
niet de eerste jeugdroman met als onderwerp een zoektocht naar wat er toch
allemaal gebeurde in die periode waar sommige ouders en grootouders niet
gemakkelijk over blijken kunnen praten. Wel redelijk origineel is een motief
dat in de volwassenenliteratuur wel aardig aan de orde geweest is: een door de
oorlog geestelijk beschadigde ouder. Zoals de vaders in Tralievader van
Carl Friedman en in De kleine blonde dood van Boudewijn Buch.
Verstegen tekent in dit boek haar eigen geschiedenis op. De
11-jarige hoofdpersoon heet Jesje Verstegen en de ‘Belgische’ oma, Bomma (een
nicht van de in Sobibor omgekomen uitgever Emanuel Querido), wakkert in haar de
behoefte aan te begrijpen wat er met haar moeder aan de hand is. Moeder heeft
weliswaar een parttime baan in de zorg maar het liefst wil ze de buitenwereld
buiten sluiten en anders zo min mogelijk zichtbaar zijn of anderszins opvallen.
Van Jesje vraagt ze eigenlijk hetzelfde, wat te zien is als Jesje te
luidruchtig is of met haar moeder kleren gaat kopen: onopvallende kleding! Dat
dit allemaal tot mislukken gedoemd is, toont Jesjes oudere zus die haar eigen
gang gaat en een Arafat-sjaal aanschaft.
Stukje bij beetje ontdekt Jesje, volgens haar als een echte
journaliste (haar vader werkt bij een landelijke krant) aan de hand van de
basisvragen, dat die houding van haar moeder te maken heeft met haar angst
tijdens de oorlogsjaren (moeder is van 1938). Die angst is kennelijk nooit over
gegaan. Ook heeft ze erg geleden onder het overlijden, in kamp Sobibor, van
haar lievelingsnichtje Hesje. Jesje begrijpt al snel, door een verspreking van
Bomma (ze ziet in Jesje Hesje) dat het antwoord van haar zoektocht vooral bij
deze oma te vinden is. Dankzij het met haar samen bladeren in het fotoboek
krijgt ze de meeste antwoorden. Vader legt haar vervolgens (eindelijk!) eens
uit dat haar moeder niet zonder littekens uit de oorlog gekomen is, door wat er
gebeurd is met haar familie. Vandaar dat moeder niets wil horen over oorlog,
niet over die van toen en ook niet over die van nu.
Het boek mag dan in autobiografisch opzicht en historisch
een belangrijk document zijn, ook als toevoeging op het beeld van de uitgever
Emanuel Querido, in literair opzicht is het naar mijn idee minder geslaagd. Dan
heb ik het niet over het fraaie omslag, een gave samenvatting van de kern van
het verhaal voor Jesje. Ook niet over de mooie in het verhaal geweven motieven
van het hebben van littekens en het knutselen van een paradijselijk eiland
(samen met vriendin Lienke). Maar bij voorbeeld over het taalgebruik.
Soms gebruikt Verstegen mooie
beelden, maar vaak leunt ze tegen het aanstellerige, gewild literaire aan. Of is
er van die slappe taal als ‘ik bedenk me dat ik…’ of ‘grote koeienletters’. Dan
weer zijn er hele scènes, zoals die op school of met de vader en oom Dolf die
tamelijk bloedeloos en/of kaal zijn. Verder is de structuur erg opzichtig,
waardoor het onderzoek van Jesje niet spannend wordt. Van alles wordt haar
gratis en voor niets aangereikt: de meester begint precies aan het begin van de
waarheidsvinding met geschiedenislessen over de Tweede Wereldoorlog en vlak
daarna start hij met het voorlezen van Oorlogswinter (historisch
interessant is het gegeven dat sommige ouders hun kinderen uit de les lieten
halen als er voorgelezen werd uit oorlogsboeken). Korte tijd later komt Lienke
aanzetten met Het dagboek van Anne Frank en barst oma, gewoonlijk
stotterend en verward, zomaar ineens uit in een bladzijdenlang kraakhelder verslag
van de oorlogsellende in haar familie. En om het af te ronden vat oom Dolf nog
even de oorlog samen. Nu kun je zeggen: maar zo gebeurde het! Maar waargebeurd
is geen garantie voor literair interessant.
Dan loopt er ook nog een zwarte
kater op gezette tijden de tuin van Jesje in, die Moos moet heten. Nou vooruit,
Jesje komt op die naam via Mozart, de componist die haar moeder luistert als ze
geen zin heeft in de buitenwereld, maar toch. Tien hoofdstukjes zijn het maar
liefst. Ze praat tegen hem, ze vindt troost bij het beest, en de auteur ziet
hier en daar de (te gemakkelijke) toepassing:
‘Sluipen is voor hem heel handig[….] Ik moet eigenlijk ook
sluipen van mama. Ik mag nooit hard praten, nooit uitbundig doen, niet te boos
zijn’.
Het
cliché dat het dier evengoed een vogeldoder is, ontbreekt niet, evenals de
verwachte afronding van deze relatie in het slothoofdstuk: de kater komt niet
meer opdagen. Ze heeft hem niet meer nodig, ze wil en mag voortaan gewoon
zichtbaar zijn. Verder strooit Verstegen met piepkleine hoofdstukjes, wat een
hoop halfvolle of driekwart lege pagina’s oplevert. Het bittere kruid
revisited.
Jeska
Verstegen: Ik zal je bewaren,
Querido, Amsterdam 2020, 175 p. : ill. ISBN 9789045124421. Distributie L&M
Books
deze pagina printen of opslaan