14+ - ‘Hoezo, met meisjes?’ heet het
voorwoord van Laure Van den Broeck, dat ook integraal te lezen is op haar site.
Hierin deelt ze meteen mee dat het verhaal dat volgt een antwoord is op Lord of the Flies (1954, vertaald als Heer van de vliegen (Veen klassiek,
2017) van William Golding). Een inktzwart boek over overleven op een onbewoond
eiland, met uitsluitend mannelijke personages, dat bol staat van geweld en
barbaarsheid. Geestig merkt Van den Broeck op dat meisjes overleven op een
eiland altijd (ook) wel eens wilden proberen, ze verklapt ook iets van een
mogelijk slot: hoopvol.
Het is niet al te moeilijk Lord of the Flies terug te vinden in verhaallijn en personages. Net
als daar staan twee leiderstypen tegenover elkaar. De een lijkt duidelijk
sympathieker en krijgt de leiding (hier Rafa, daar Ralph), maar de ander is
meteen bijna even machtig, January (daar
Jack) met ook hier een gemene secondant, Olga (daar Roger). In beide boeken
vind je het belang van het maken en brandend houden van vuur (om de aandacht te
trekken van schepen en vliegtuigen) en het bouwen van een hut op het strand.
Ook denken sommigen dat er een beest of een enge man ergens op het eiland
huist. Het begin van beide boeken heeft ook sterke overeenkomsten. Twee figuren
ontmoeten elkaar: een mooi, snel meisje, Rafa, en een dikkertje met een bril en
astma, Bess (gespiegeld aan Piggy in Lord of the Flies. De brillen van Bess
en Piggy worden beide ingezet om vuur te maken en zijn beide op een gegeven
moment weg).
De twee meiden, Bess is de
ik-figuur, hebben een vliegtuigcrash overleefd en zijn kennelijk op een eiland
beland. Net als ze een vluchthut ontdekt hebben, komt er een groep meisjes aan,
zo te zien aangevoerd door een mooi en sterk type, January. De anderen zijn het
punkmeisje Justine, haar vriendin Marlene , de stille, graatmagere tweeling
Vera en Venetia, de angstige Kimmy, het sportieve survivalmeisje Sally, en de
christelijk geïnspireerde Sue. En Olga dus, die veel ellende zal veroorzaken.
Rafa krijgt de leiding, maar de lezer ziet al dat die heel
broos is en zomaar overgenomen kan worden door January, die al spreekt over ‘mijn
troepen’. Rafa wil snel een goed vuur
hebben, Sally vooral een hut voor de nacht, want de vluchthut is ontoereikend, January ziet echter veel fun in het verschiet.
Zij meent dat ze als groep zoveel mogelijk moeten gaan genieten van de kans die
hun geboden wordt om een poosje paradijselijk te leven. Gratis detoxen, je met
kokosmelk reinigen en met modderbaden. En ook: stel dat ze straks gevonden
worden, dan moeten ze er toch een beetje toonbaar uitzien voor de hele wereld,
en niet als een stelletje haveloze losers?
Bovendien zijn zij en haar
groepje dansers! En die zijn anders, vandaar later ook de nauwelijks emotionele
reactie van January op de dood van een van haar groepje. ‘Als je doodgaat, dan
ben je even een lege lichtcirkel op het podium, maar dan komt je personage weer
tot leven in een andere danser.’ Voedsel
is er op het eiland alleen niet veel, wat er is, is fruit, wel hebben ze voldoende
schoon en fris water. De zee lijkt te woest om vis uit te kunnen halen.
Uiteraard ontstaan ook hier groepen en conflicten. Het
groepje rond Rafa wordt steeds kleiner, alleen Bess, die duidelijk gegroeid is,
en Sally blijven over. En er vallen dus doden. Waarschijnlijk onnodig, en
misschien wel veroorzaakt door het slechtste personage van allemaal, maar
iedereen kan begrijpen: allen zijn schuldig.
Het is natuurlijk ook ‘gewoon’ een roman over tienermeisjes,
die zich op veel plaatsen zou kunnen afspelen, op een school bv., met de
geëigende motieven leiderschap, macht, jaloezie, haat en nijd, vriendschap, populariteit
en uiterlijk vertoon. Daarbij is het
aardige: op het eiland zijn geen spullen om je te onderscheiden, zoals Marlene
treffend opmerkt. Bij het personage Marlene ligt veel sympathie. Ergens midden
in de geschiedenis schrijft ze ineens in het zand: ik ben/wie/ik ben. In het
slothoofdstuk kapt ze met school en gaat ze in een bejaardenhuis werken. Dat slothoofdstuk
is nr. 11. Het had, op grond van de ontmoetingen die Bess daar heeft met
verschillende personages, gemakkelijk
gesplitst kunnen worden in 11 en 12, dan had het boek evenveel hoofdstukken
gehad als Lord of the Flies.
Maar het is dus vooral een antwoord op deze klassieke roman.
Golding meende dat meisjes zijn verhaal nooit zouden kunnen meemaken, simpelweg
omdat ze nooit over zullen gaan tot barbarij. Van den Broeck lijkt dat
statement te bevestigen, zonder de ogen te sluiten voor het venijn van de
hoofdpersonages. Er is namelijk een totaal ander slot, ook verteld vanuit Bess,
waarin de nasleep van de redding verteld wordt, want die is er, uiteraard. Een
groep onderzoekers volgde een golfstroom die plastic meevoerde (een actueel
element) en op dat eiland wierp. Ze blijken op Charity (!) Island geweest te
zijn, niet het bestaande, maar ergens in de onmetelijke oceaan. We zijn in het
uiterste slot een paar maanden verder. We zien een schip uit beeld varen met
een spandoek langs de boeg waarop staat: DAG VAN DE ARK – DAG VAN HOOP. Bess
zwaait, naar een kind, een meisje, en voelt dat er iets gebeurt met haar en de
wereld.
Qua verhaal een zeer geslaagd
experiment, rijp voor vertaling naar het Engels, lijkt me. Namen en setting
zijn alvast Angelsaksisch, net als in haar vorige twee boeken over sterker
wordende pubers. Maar er is meer, geniet
bij voorbeeld van nog meer verwijzingen naar het voorbeeld, de subtiele
vooruitwijzingen, de geslaagde verhouding beschrijving/dialoog en de rake
beeldspraak.
Laure Van den Broeck: Dansen in diep water, Lannoo, Tiel 2018, 283 p. ISBN 9789401452519
deze pagina printen of opslaan