In het naschrift bij zijn omvangrijke roman Het raadsel van De
Roem der Vorsten heeft gewezen diplomaat Herman Portocarero het onder meer
over de genese van de roman:
‘Dit boek kon enkel worden geschreven dankzij de
professionele en persoonlijke relaties die ik door de toevalligheden van een
loopbaan kon opbouwen in Ethiopië, Jamaica, Cuba en New York. De normaal eerder
oppervlakkige kennis van landen en steden die diplomaten meestal verwerven door
frequente verplaatsingen, werd uitgediept door herhaalde verblijven van
meerdere jaren.’
Persoonlijke ervaringen en ontmoetingen, die binnen het diplomatieke
kader discreet werden en worden behandeld, dragen het verhaal dat Portocarero
hier vertelt. Aan het slot van zijn naschrift maakt hij het nadrukkelijk
duidelijk: ‘Ik blijf het boek omschrijven als een roman, maar grote delen zijn
in feite non-fictie, historisch-politieke documentaires. Natuurlijk heb ik
creatieve vrijheden genomen en zijn de meeste personages, op bekende
persoonlijkheden na, collages.’
Het boek is geconcipieerd rond de zoektocht naar het
oorspronkelijke manuscript van de Kebra Negast, het boek dat voor de
Ethiopische christengemeenschap die vanaf haar omsingeling door de islam weinig
of geen contact had met de rest van de orthodoxe wereld, en volgens Portocarero
‘een ‘kleurrijk en eigenzinnig geloof aanhing, werd verspreid door een clerus
met hoge mystieke aspiraties, maar weinig intellectuele aspiraties. […] Nuchter
gelezen vormt het boek een vertakking van middeleeuwse legenden die werden
geweven rond Bijbelse figuren en bijvoorbeeld ook rond Alexander de Grote.’
Centrale
personages in het boek zijn Aïda en Samuel. Het verhaal neemt een aanvang bij
het overlijden van hun moeder Alemnesh in 1996. Als Ethiopische ballinge leefde
ze onder bescherming van onder meer het Belgische vorstenhuis een verborgen en armoedig
bestaan. Voor Aïda en Samuel is haar overlijden het moment waarop de zoektocht
begint naar het Kebra Negast-boek, waarvan enkele pagina’s in de
nalatenschap worden gevonden. Mochten zij erin slagen het boek weer in zijn
geheel terug te vinden, dan wacht hun een belangrijke geldsom.
In elkaar snel
opvolgende hoofdstukken, die bewust kort worden gehouden om zo de leesbaarheid
te bevorderen, neemt Portocarero de lezer mee naar wat in het leven van Aïda en
Samuel altijd verzwegen is. Meanderend in de tijd (het verhaal gaat terug tot
begin van de jaren 1970, als in Ethiopië het keizerlijke regime ten val wordt
gebracht) en in de ruimte (zo wordt in het tweede deel van de roman een tocht
door ‘fabelachtig Abessinië beschreven via het relaas dat Aïda te horen krijgt,
met daarnaast dan nog de uitbreiding naar Cuba en Jamaïca) wordt mondjesmaat
prijsgegeven waar het voor de tweeling – en in de eerste plaats dan voor Aïda –
om te doen is. Op dit niveau van her verhaal plooit de roman zich open tot een
Vatersuche, waarin de Cubaanse generaal Mendoza centraal komt te staan. Handig
speelt Portocarero hier in op de vraagtekens die er rond de figuur van Mendoza
altijd zijn geweest: er is wel een ’officieel’ overlijdensbericht
teruggevonden, maar nergens staat of en waar de man begraven is.
Het raadsel van De
Roem der Vorsten vraagt mede door de breed opgezette aanpak en de veelheid
aan verhaalmotieven een attente lectuur, die zeker de moeite loont en de lezer
van begin tot eind in de ban weet te houden.
Herman Portocarero: Het raadsel van De Roem der Vorsten, Manteau,
Antwerpen 2023, 416 p. ISBN 9789022339763. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan