Hilde Devoghel debuteert met Meestal
zijn we aardig. De dichter vindt haar inspiratie in herkenbare ervaringen,
maar in haar beste verzen weet ze die aanleiding uit te vergroten en te
verwoorden tot bijzondere anekdotes, die veelal verbonden zijn met een zeker
inzicht. Het resultaat is dan een verrassende kijk op mens en wereld, die voor
heel wat lezers revelerend kan zijn. Zelf omschrijft de auteur in ‘levensles
voor een dichter’ dat proces als een vorm van associativiteit die te maken
heeft met een grote ontvankelijkheid voor wat zich als mogelijke inspiratie
aandient, maar tegelijk ook met de weigering om al te snel betekenissen kort te
sluiten. Het gedicht moet precies en accuraat zijn, maar tegelijk ook ruimte
overlaten voor de associaties van de lezer.
Dat gebeurt op sommige
ogenblikken in de bundel inderdaad, ook al zijn niet alle gedichten even
origineel en pakkend. Mooi is vooral de openingsreeks, die de onafwendbare
scheiding oproept van een dochter en haar moeder: de aftakeling en de dood
vormen een onoverbrugbare grens, maar net daardoor ontstaat een besef dat
beiden dicht bij elkaar brengt. Daarenboven wordt het ik zich intenser bewust
van de aanwezigheid van anderen, wat de relatie dieper maakt maar tevens het
besef van een dreigend gemis in de hand werkt. Op een soortgelijke manier
begint het ik ook zichzelf te observeren. Daarbij verliest het echter ook
onmiskenbare zijn centrale rol, aangezien het de speelbal wordt van externe
krachten: het toeval, de toekomst, de gevolgen van het handelen worden
bijvoorbeeld gepersonifieerd en krijgen daardoor een bestaan buiten de mens
zelf. Het ik verschijnt zo als een soort van buitenstaander bij het eigen
leven.
Zelfs
in de liefdesgedichten blijft die ervaring van ontdubbeling bestaan, waardoor
een probleemloze ervaring gedeeltelijk wordt ondergraven. De intimiteit geeft
aanleiding tot het opbouwen van herinneringen en een soort van verdere analyse
van gebaren en woorden, die expliciet verbonden wordt het met schrijven van
poëzie. Het lijkt erop dat de poëtische blik de dichter helpt om verder te
kijken en te begrijpen maar toch ook de spontane ervaring van het leven
enigszins in de weg staat. Het ik ontmaskert zichzelf daarbij geregeld op een
haast cynische wijze, als iemand die allerminst belangeloos in de wereld staat.
Meestal zijn we
aardig is daarom een titel die perfect de teneur van deze bundel weergeeft.
Het ontbreekt de dichter vaak nog aan raffinement en originaliteit maar dat
Hilde Devoghel wel degelijk een eigen poëtische stem ontwikkelt is zonder meer
duidelijk.
Hilde Devoghel: Meestal zijn we aardig, Pelckmans,
Kalmthout 2023, 66 p. ISBN 9789463373968
deze pagina printen of opslaan