Zelfportret in honderden
en enige fragmenten
Gedurende twintig
jaar, van 1959 tot 1978, creëerde Louis Paul Boon een dagelijkse column voor de
socialistische krant Vooruit, de zogenaamde Boontjes. Veel van
deze korte stukjes werden vele jaren geleden al eens gebundeld in een aantal
edities per kalenderjaar. Nu verschijnt, als deel 21 van het Verzameld Werk
van Boon, een vuistdikke editie van de Boontjes die de auteur zelf
tijdens zijn leven in boekvorm had laten uitgeven. Dat betekent dat in deze
monsteruitgave negen boeken zijn samengebracht: Dag aan dag (1963), Dorp
in Vlaanderen (1966), Wat een leven! (1967), De Bom (1969), 90
Mensen. Bekende en minder bekende (1970), Eten op zijn Vlaams (1972)
en Davids jonge dagen (1974), aangevuld met de kleine edities 16 van
Louis Paul Boon (1968) en Over mijn boeken (1969). Dat alles is ook
nog eens voorzien van een uitgebreid en bijzonder inzichtelijk nawoord van
uitgever Kris Humbeeck, zelf een tekst van respectabele boeklengte.
Het zou verleidelijk
zijn om, zeker in het licht van Boons majeure romanwerken, over deze korte
opstellen te schrijven als secundaire teksten, parafernalia van een groot
oeuvre. Maar die verleiding moet worden weerstaan. Men kan veel over de Boontjes
zeggen, maar niet dat ze louter broodschrijverij zouden zijn. Voor alle
duidelijkheid: dat waren ze uiteraard, een schrijver moet ook eten en de
hypotheek betalen; maar tegelijk doen deze teksten zoveel meer. Om te beginnen
zijn ze het dichtste dat Boon ooit is gekomen bij het schrijven van een indirecte
autobiografie in dagboekvorm. Dat mag niet verrassen: wie jarenlang dagelijks
zijn leven chroniqueert zal niet verbaasd zijn op het einde van dat project een
massieve tekst te hebben die het midden houdt tussen dagboek, kroniek,
opiniestuk en autobiografie, dat alles een beetje verbrokkeld en vermengd, met
de nodige fabulatie waar nodig (of handig), maar uiteindelijk wel coherent en
mogelijk zelfs verhelderend als portret van de man.
De hier samengebrachte boeken
vallen uiteen in verschillende groepen. De belangrijkste cluster zijn de meest
autobiografisch getinte werken: Dag aan dag, Dorp in Vlaanderen
en Wat een leven! Het eerste boek begint meteen met herinneringen aan
Boons jeugd: ‘Flarden van vroeger’ is de titel van het eerste Boontje
dat we lezen. Daarna ontvouwt zich over verschillende honderden pagina’s een
pakkend tableau, in vele tientallen miniaturen, van het leven in Vlaanderen in de
eerste helft en de middelste decennia van de vorige eeuw. Wat daarbij opvalt,
althans voor een lezer van mijn generatie (bouwjaar 1977), is hoe herkenbaar
het allemaal nog voelt. Hoewel ik geboren ben op het moment dat Boons
schrijverscarrière zijn einde nam, en hij dus tot de generatie van mijn
overgrootouders behoort, is de wereld die hij oproept een wereld die mij, zeker
als kind van de arbeidersklasse, bijzonder bekend voorkomt: het spelen op
braakliggend terrein, de zolderkamer onder de blote dakpannen, de karakteristieke
personages van het dorpse leven… De wereld waarin Boon opgroeiende en
vervolgens zijn volwassen leven uitbouwde, is een wereld waarvan ik de nadagen
nog heb gekend. Dat maakt het lezen van deze korte stukjes tot een beleving van
herkenning: ja, zo was het, indien niet voor mij, dan in elk geval hoe mijn
grootouders het verteld hebben. Dat vertelde aspect is trouwens belangrijk:
zoals Humbeeck aangeeft in zijn nawoord is veel van wat Boon schrijft oprecht
gelogen, en niet helemaal correct naar de feiten, zodat er toch wat rek zit op
de biografische betrouwbaarheid van het gepresenteerde. Doorheen het hele
vertelavontuur is de romancier Boon dan ook sterk aanwezig in de manier waarop
hij zichzelf opvoert en vorm geeft aan zijn leven zoals hij zou willen dat we
het lezen.
De
latere boeken hebben een meer fragmentair karakter. 90 Mensen, zoals de
titel suggereert, is een reeks portretten van zowel literaire en andere
grootheden als van alledaagse mensen. Hoewel Boon ook hier heel treffend en
vaak pakkend schrijft, mist een dergelijke bundeling de narratieve lijn die de
eerdere bundels kenmerkt. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor Eten op zijn
Vlaams, waarin in thematische hoofdstukken Boontjes zijn gebundeld
over de delicatessen van de Vlaamse volkskeuken. Hier opnieuw viel mij op
hoeveel van Boons culinaire repertoire mij uit mijn jeugd is bijgebleven: van
droogvis over bloedworst tot stoemp en talloze andere gerechten die in mijn
familie, zoals in talloze andere, op tafel kwamen (aardappelen in de schil
schotel ik mezelf tot op vandaag voor). Daarbij moet gezegd dat Boons manier
van beschrijven (waarbij de recepten niet meteen van precieze maateenheden
worden voorzien) mij vaak letterlijk het water in de mond bracht. Ik was
eerlijk gezegd niet happig (pun intended) om een boek over de Vlaamse
keuken te beginnen lezen, maar dat vooroordeel was ongegrond: Boon combineert
culinaire wenken met voor-de-vuist-weg vertelde cultuurgeschiedenis en
persoonlijke anekdotiek tot een verrukkuluk geheel.
Het nadeel van een dergelijke
bundeling is uiteraard wel dat het soms toch een beetje repetitief wordt: het
ene Boontje na het andere over Vlaamse kost zorgt ook voor herhaling,
waardoor de latere thematische bundels iets minder uitnodigen tot een lectuur
die meteen van kaft tot kaft gaat (wat voor de eerdere bundels wel gold). Want ook
Davids jonge dagen, over de eerste levensjaren van kleinzoon David Boon,
gaat soms gebukt onder het semper idem, zeker voor lezers die de
krijspartijen en andere peuterse stoten van jonge spruiten niet onverdeeld
vertederend vinden. Daarbij moet echter worden bedacht dat dit niet de
leeservaring van de oorspronkelijke lezers was: de Boontjes werden
kris-kras door elkaar geschreven en zijn pas naderhand, soms jaren na de
feiten, in bundels samengebracht, wat tot een fundamenteel andere leeservaring
leidt.
Het
meest onconventionele boek uit de bundel is uiteraard De Bom, een
dagboek van Boons medewerking als hoofdrolspeler in de gelijknamige film van de
toen nog jonge en pas voor het eerst in de filmwereld opduikende Robbe De Hert,
door Boon als een soort Jonge Blonde Filmgod beschreven. Afgaand op de
tientallen setfoto’s die dit boek illustreren, is die duiding trouwens niet
meteen van de pot gerukt, want de jonge De Hert was wel degelijk een
charismatische verschijning. De Bom is ook een interessant boek omdat
Boon hier, veel meer dan in de andere bundels, zijn reputatie als viezentist
waarmaakt: hij houdt maar niet op over de visuele attracties van de jonge
actrice die zijn dochter speelt, en die hij en négligée tegen zijn borst
mag trekken, en over wie hij ons deelachtig maakt aan zijn avunculair-erotische
beslommeringen.
Het effect van al deze boeken op rij te lezen is opmerkelijk. Hier ligt
wel degelijk een onbedoelde, fragmentaire, maar toch coherente en soms
onthullende autobiografictie die ons inkijk verschaft in life with the
Boontjes, Lowieke en Jeanneke, en hun petankebaan, hun zoon, hun kleinzoon, hun
auto-uitjes, hun werkdaagse routine, hun sloffen en vooral hun bijzonder
Vlaamse alledaagsheid. En dat roept ook de vraag op naar de zelfpresentatie van
Boon: een geniaal auteur met een grote eruditie (maar eruditie van een bepaald
soort die zich, tot zijn eigen spijt, niet kon meten met de mondaine eruditie
van frenemy Hugo Claus) die zich niettemin compromisloos als een man van
het volk portretteert, een kneusje zelfs. Een portret dat ongetwijfeld
waarheidsgetrouw is, maar dat toch ook een imago was dat hij cultiveerde. Een
portret van een literair meester die (althans volgens deze lezer) meer dan Hugo
Claus de Nobelwedstrijd had mogen winnen, maar die zijn universum, zowel
dagelijks als literair, in Erembodegem zag, en voor wie een autorit naar een
frituur twee dorpen verder een avontuur van micro-epische proporties was, stof
voor meerdere Boontjes, en een gelegenheid om, met de guitige blik van
de achteloze observator, de Vlaamse aard (want die is er, alle politieke
correctheid ten spijt) bloot te leggen.
De Boontjes zijn geen secundaire of mineure werken
in het Boonse oeuvre: het zijn de gebundelde miniaturen van een meester die,
van dag tot dag, perfect wist wat hij deed, wat hij schreef, waarom, en hoe.
Voor wie de Kapellekensbaan (en dat Termurense vervolg) een paar
literaire kilometers te lang is als eerste opstap zijn deze Boontjes dan
ook een uitstekende uitvalsbasis voor verdere verkenning. Wie al verk(n)ocht is
aan Boontje (en welke rechtgeaarde lezer is dat niet?) is deze editie het
equivalent van een snoepwinkel voor een vijfjarige: honderden Boontjes
bij elkaar, hapklaar, en elk een delicatesse, pakkend of schalks, en alles
daartussen. De avontuurlijksten onder ons mogen overwegen om de honderden
hoofdstukjes gewoon kris-kras door elkaar te lezen, als net zoveel
surprise-eieren van een populair doch niet nader te noemen sjokolademerk.
Louis Paul
Boon: Wat een leven! en andere Boontjes, De Arbeiderspers, Amsterdam 2023, 1088
p. ISBN 9789029510691. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan