Best wel wat Franse schrijvers zijn bedreven in het laveren
tussen het persoonlijke en het maatschappelijke. De jaren van Nobelprijswinnares
Annie Ernaux is een krachtig uithangbord van het genre. Ook Édouard Louis tapt op
zijn manier uit dit vaatje, net als Nicolas Mathieu, auteur van de onlangs bij
ons verschenen roman Connemara en in Frankrijk een literaire ster. Met
haar debuutroman Werken voor de kost sluit de van Normandië afkomstige Claire
Baglin (1998) zich aan bij dit rijtje.
Claire, de ik-vertelster, is
geënt op de schrijfster. Als jobstudent draait ze een zomer mee in een
fastfoodrestaurant, een klein wereldje met tal van eigen regels en voorschriften.
Om alles er in goede banen te leiden voeren de medewerkers met bijna machinale
precisie hun taken uit.
Het is geen toeval dat Claire voor dit zomerbaantje kiest,
zoals blijkt uit het sollicitatiegesprek, waarmee het boek begint. Tijdens dit onderhoud
herbeleeft ze tussen de clichévragen door hoe ze als kind met haar ouders en
haar broer een keer ging eten in een fastfoodtent op de terugweg van vakantie.
Het restaurant zat overvol, ze wisten niet zo goed hoe en wat te bestellen en de
prijs viel tegen. Toch was het een hele belevenis.
Het ganse boek lang laat Claire
Baglin haar vertelster vlot schakelen tussen herinneringen aan haar kindertijd
en haar wedervaren op de werkvloer. Daar is ze de collega die erg op zichzelf
is, maar net als de anderen wel plichtsbewust de taken afhandelt, waarvoor ze
ingedeeld is. Of het nu de keuken is, de service, de zaal of de booth van de
drive, elke werkpost heeft zijn reglementen, zijn eigen touchscreens, bliepjes,
signalen en eventueel nog knoppen en hendels die uiterst precies bediend moeten
worden.
Bij de
friteuses gaat het er het jachtigst aan toe. In vergelijking daarmee is de
koffiehoek een oase van rust en bijgevolg een gegeerde werkpost. Wanneer Claire
er zelf komt te staan, valt het haar evenwel tegen. Ze legt macarons ter
ontdooiing in de uitstalkast, bereidt salades en wacht op de vaat, om die
vervolgens te doen. Wanneer dit allemaal klaar is, staat ze in haar uniform en
met een theedoek over de arm op te gaan in het chocoladebruine en crèmekleurige
decor van de retrobar.
In de terugblikken van de vertelster op haar kinderjaren
treedt haar vader vaak naar voren. Hij is technieker in een fabriek. In
ploegendienst herstelt hij defecten aan machines. Het is zwaar, soms gevaarlijk
werk, maar hij houdt eraan vast, want de fabriek is een vertrouwde biotoop. Hij
is apetrots, wanneer er hem voor zijn twintig jaar trouwe dienst een medaille
in het vooruitzicht gesteld wordt. Confronterend zijn dan weer de reacties, wanneer
hij ondanks al zijn ervaring een fout maakt. Gelukkig bekoopt hij die niet met zijn
leven, maar hij beseft wel hoe kwetsbaar niet alleen hij, maar ook zijn positie
is.
Claire
Baglin trekt zo een parallel tussen de jachtige en geestdodende hectiek die
zowel in een fabriek als in een fastfoodrestaurant heerst. Allebei zijn vader
en dochter immers lid van een geoliede crew, die productielijnen gaande houdt
en routineus dezelfde handelingen verricht, zoals ze al jaar en dag in zwang
zijn. Dit werk met zijn vele automatismen schept zowel een gevoel van
deskundigheid als van leegte. Dit laatste wordt achter de fastfoodcoulissen nog
versterkt, doordat het halen van keurige resultaten erop neerkomt iets te
serveren in lijn met wat de klant al kent of heeft kunnen proeven in een andere
vestiging van de keten.
Een likje humor links en rechts houdt het minutieuze
verslag van de broodnodige, maar tegelijk banale bedrijvigheid draaglijk. Toch blijft
de nasmaak van Werken voor de kost vrij bitter, want het beschreven
wereldje is tenslotte voor heel wat mensen in uiteenlopende sectoren dagelijkse
kost.
Claire
Baglin: Werken voor de kost, Pluim, Amsterda 2023, 157 p. ISBN 9789493304604.
Vertaling van En salle door Joris Vermeulen. Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan