Oorspronkelijk
vertaald bij uitgeverij Signatuur als De
lessen van mevrouw Lohmark (2012) krijgt het succesboek Der Hals der Giraffe van de
Duitse grafisch vormgeefster en schrijfster Judith Schalansky een nieuw leven
onder de meer betekenisvolle titel De nek
van de giraf.
Inge Lohmark is al dertig jaar lerares biologie
en sport aan het Charles-Darwingymnasium ergens in Noord-Oost-Duitsland. Omdat
de streek geteisterd wordt door werkloosheid trekken de meeste mensen er weg en
zal de school waar ze lesgeeft bij gebrek aan leerlingen binnen een aantal jaar
definitief sluiten. Nog twaalf kinderen heeft ze in de klas, stuk voor
stuk losers volgens
haar. De schematische klasschikking met daarbij haar inschatting van de
leerlingen laat weinig aan de verbeelding over. Zo vindt Lohmark Saskia een
typisch puberaal huppelkutje dat zich voornamelijk om haar uiterlijk bekommert,
is Ellen voor haar ‘nu al overbodig als een oude vrijster’, noemt ze een
grotsalamander mooier dan Tom, gelooft ze dat Paul wel intelligent is, maar lui
en vindt ze Tabea zowel lichamelijk als geestelijk ‘niet veelbelovend’.
De onverbloemde manier waarop ze over haar leerlingen denkt, is exemplarisch
voor de rest van het boek. We krijgen de furieuze innerlijke monoloog van een
gefrustreerde leerkracht oude stijl. Dynamische werkvormen, ho maar; frontaal
onderwijs, dat werkt nog altijd het beste. Toenadering tot de leerlingen? Doe
niet belachelijk, een licht dictatoriaal regime dient er in de klas te heersen.
Leerkrachten die het anders doen — watjes. De openingszinnen van het boek
zetten de toon: ‘“Zitten”, zei Inge Lohmark, en de klas ging zitten. Ze zei:
“Boek open op bladzijde zeven”, en ze sloegen hun boek open op bladzijde
zeven’. Wat daarop volgt, is behalve een uitgebreide en met plaatjes
geïllustreerde cursus biologie, vooral de tirade van een zwaar
gedesillusioneerde vrouw tegen alles en iedereen.
Nu heb ik mijn hele schooltijd lang een
bloedhekel aan biologie gehad, maar ik moet zeggen dat ik mij bij De nek van de giraf geen
moment verveeld heb. Dat komt door het cynische commentaar van de lerares op
haar collega’s (de fragmenten die in de leraarskamer spelen, zijn hilarisch),
maar ook bij alles wat ze onderwijst, of het nu gaat om het uitsterven van
dieren of om het kruisen en bevruchten van koeien. Ze schept er een duivels
plezier in om de kinderen uit hun droomwereldje te halen door met natuurfeiten
te komen. Cultuur is een leugen voor zwakkelingen, de natuur daarentegen liegt
nooit, maar is hard en genadeloos. Wat te denken bijvoorbeeld van dit
binnenpretje wanneer ze haar leerlingen de opdracht geeft om tegen de volgende
les de bloedgroep en resusfactor van zichzelf en hun ouders uit te zoeken:
‘Eens kijken of er weer een kind bij was dat daarna geen vader meer had’.
Behalve dat soort opmerkingen, is het Lohmarks volgehouden biologische discours
dat frappeert. Ook wanneer het in de leraarskamer over politiek gaat, ook
wanneer het over menselijke relaties gaat, altijd begrijpt ze de situatie
vanuit de premissen van haar vak. Ze is een darwinist pur sang: het gaat om de
‘survival of the fittest’, en ze is een vurig aanhanger van (haar bijna
naamgenoot) Lamarck, de evolutionair bioloog die geloofde in de ontwikkeling
van organismen door hun aanpassingsvermogen en perfectioneringsdrang. Zo was
het de giraf met de langste nek die in tijden van voedselschaarste het hoogste
kon reiken en dus het best kon overleven. Op die manier heeft die zich kunnen
handhaven, ook als soort. Voor mensen, toch niets anders dan geëvolueerde
dieren, geldt precies hetzelfde, zo is Lohmarks overtuiging. Natuurlijke
selectie dus — daarom dat ze het laat gebeuren wanneer haar leerlinge Ellen zwaar
gepest wordt; daarom dat ze bewust het gedrag van een dier kopieert in plaats
van op menselijke wijze te reageren wanneer ze bij de directeur moet komen voor
een onaangenaam gesprek over haar toekomst.
In een dergelijk wereldbeeld bestaat er
natuurlijk ook niet zoiets als liefde of gevoelens. Het gaat enkel en alleen om
het voortbestaan van de soort — om voortplanting en dus om chemische processen.
Dat lijkt heel erg op te gaan voor Lohmarks eigen situatie: haar man heeft zich
volledig toegelegd op het fokken van onnozele beesten als struisvogels
(evolutionair gezien mislukkelingen, want vleugels hebben ze, maar vliegen
kunnen ze niet); alleen als zijn overall gewassen moet worden, hebben ze nog
iets wat van ver op communicatie lijkt. Haar dochter in de VS mijdt dan weer
elk contact en het kind waarvan ze zwanger was na een slippertje liet ze
weghalen. Liefdeloosheid troef dus in haar leven. Tot ze plots geïnteresseerd
raakt in de scholiere Erika. Al op het grondplan van de klas viel op dat zij
werd geassocieerd met het paarse bloempje ‘dopheide’.
Het zijn verwarrende gevoelens voor Lohmark, die vanuit haar strikt biologische
kijk op de wereld niet te plaatsen vallen. Plots doet ze allerlei dingen die ze
steeds heeft afgekeurd: ze spreekt het meisje aan op de bus, terwijl ze er
heilig van overtuigd is dat contact met leerlingen buiten de schoolmuren
vermeden moet worden. Ze neemt haar op een bepaald moment zelfs mee in de
wagen. Dit niet bijzonder opvallende en vanuit biologisch perspectief totaal
oninteressante meisje (‘Afgebeten nagels. Sprietig bruin haar. Verschoven oog.
Vaste, scheve blik. Vermoeid en tegelijk alert’, typeert Lohmark haar op het
schema van het klaslokaal) haalt Lohmarks strenge wereldbeeld overhoop en zorgt
ervoor dat ze bepaalde grenzen overschrijdt. Moederlijke gevoelens spelen voor
dit zwakkelingetje op — compensatie voor het feit dat ze die onderdrukte bij
haar eigen dochter toen die bij haar in de klas zat? Niet zeker, maar wel
duidelijk is dat hier meer aan de hand is dan een louter rationeel uit te
leggen natuurfenomeen.
De genreaanduiding Bildungsroman is op zijn minst
ironisch: dit is een roman over een leerkracht die als missie heeft om de
kinderen harde feitenkennis bij te brengen. Daarnaast is het natuurlijk een
roman waarvan je als lezer bijzonder veel bijleert — op momenten lijkt hij echt
op een studieboek, zeker wanneer prenten ingevoegd worden en daarbij de
wetenschappelijke uitleg verstrekt wordt. Bovendien hebben de hoofdstukken
allemaal titels uit het biologische jargon en wordt, net als in een schoolboek,
bovenaan de rechterpagina telkens het begrip genoemd waarover het op die
bladzijde gaat. Tegelijk is de genreaanduiding ook serieus, een dubbelheid die
in de ‘van’ uit de Nederlandse titel wordt opgevangen: dit boek bevat niet
alleen de lessen die mevrouw Lohmark geeft, maar het is ook het verhaal van de
les die ze zelf leert. Deze roman tekent namelijk, zoals dat het geval is in
een goede, ouderwetse ontwikkelingsroman, het voortschrijdende inzicht en de
psychologische evolutie (!) van het hoofdpersonage.
In een boek over biologie, waarin luidop getwijfeld wordt aan emoties, is dat
natuurlijk een statement. Schalansky tekent die ontwikkeling van Lohmark van
keiharde tante tot iemand die aan haar opvattingen begint te twijfelen subtiel:
heel langzaam verschijnen de barstjes, en die leiden — gelukkig, anders ware
dit een pathetisch boek geworden — niet tot de grote omslag. Het boek eindigt
met enkele vage aanduidingen van waar het naartoe zou kunnen gaan. Tegelijk
heeft deze roman ook een politieke laag. Setting is een verlaten
industriestadje in Oost-Duitsland waar niet alleen de liefde, maar ook het
politieke systeem Inge Lohmark ontgoocheld heeft. Ze ondervindt aan den lijve
dat het systeem waarin de economie gecorrigeerd werd het heeft moeten afleggen
tegen de vrije markt, waar net zoals in de natuur het recht van de sterkste
geldt. Haar darwinistische vertoog, waarin enkel plaats is voor de mooiste, de
gezondste, de verstandigste en de best aangepaste valt dan ook te lezen als een
soort neoliberaal discours. Wie een dergelijke maatschappelijke orde, geschoeid
op sociaal-darwinistische leest zo radicaal voorstaat, belandt duidelijk in een
liefdeloze, uiterst individualistische wereld waarin enkel nog het eigen hachje
telt. Dat lijkt een waarschuwing voor de lezer die goed oplet in de lessen van
mevrouw Lohmark.
Behalve die gelaagdheid — je kan het boek lezen
als het verhaal van een teleurgestelde leerkracht old school, als de ontdooiing van
een gevoelloze vrouw of als een politieke parabel — zorgen het stilistische
raffinement en Schalansky’s oog voor detail in de vormgeving voor een extra
dimensie. Als Lohmark de leerlingen de opdracht geeft om hun schoolboek open te
slaan op bladzijde zeven, dan gebeurt dat precies op bladzijde zeven van het
boek dat je zelf in handen hebt. Wanneer de kinderen naar een afbeelding moeten
kijken, zie je die ook. Op die manier krijg je als lezer een ambigue positie.
Je hebt het gevoel dat je een van de leerlingen in de klas bent terwijl je voortdurend
vanuit het perspectief van Lohmark de gebeurtenissen waarneemt. Een absoluut
literair huzarenstukje is de consequente hantering van het natuurkundig
vocabularium en de biologische frameworks waarmee het hoofdpersonage de
werkelijkheid analyseert. Dat leidt tot bijzonder humoristische momenten, maar
zorgt er ook voor dat een aantal actuele thema’s aan de orde gesteld worden.
Het belang en de waarde van cultuur, de klimaatverandering, de mode om
vegetarisch te eten — stuk voor stuk onderwerpen die met het nodige sarcasme
vanuit een biologisch-evolutionair perspectief becommentarieerd worden, wat je
dwingt om zelf stelling te nemen vanuit je eigen levensopvattingen.
De nek van de giraf is hard, maar tegelijk grappig, het is een
schoolroman in de beste traditie, maar voor wie wil ook een onconventionele
DDR-roman, het verhaal biedt een uitgebalanceerd psychologisch portret in
monoloogvorm en het stelt vragen zonder conclusies te trekken. Lang geleden dat
we nog eens zo’n goed (en dus onopvallend) geconstrueerd boek lazen dat
tegelijk zo vermakelijk was. Ik wil er dan ook graag mijn nek voor uitsteken.
Judith Schalansky: De nek van de giraf,
Meridiaan, Amersfoort, 2023, 224 p. ISBN 9789493169852. Vertaling Der Hals der
Giraffe door Goverdien Hauth-Grubben. Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan