Wie de bundels Wat is er van de nacht (P 2022) en De weg terug
gelezen heeft, zal er zich rekenschap van geven dat Richard Foqué zich intens
met de reden van bestaan heeft bezig gehouden en er zich onophoudelijk vragen
over stelt. De nu 80-jarige dichter-ingenieur-architect werpt met de
jongste publicatie een existentiële blik achteruit en vooruit. Zijn inzichten golven
als de getijden eb en vloed door de tijd en ruimte van het leven. Het komen en
gaan van het bestaan (doctorandus P. zou het, het Heen- en Weerschap noemen)
wordt in Foqué’s poëzie in de plooi gelegd met twee cycli: de orde van het gaan
(waterlijnen) en de orde van het komen (landlijnen). Constructivistisch,
beheerst door de rede, als ordenende kracht.
Bij de lancering van de bundel
in De Zwarte Panter te Antwerpen gaf zijn collega-professor Piet Lombaerde
enkele interessante bedenkingen ten beste, die de vinger leggen op de
wezenskenmerken van de poëzie van Foqué. De existentiële invalshoek plaatst hem
namelijk voor het dilemma van enerzijds de ‘geworpenheid’ in het bestaan en
anderzijds zijn streven naar vrijheid.
In het eerste gedicht van de
cyclus ‘De orde van het gaan’ klinkt al ‘het leven ongevraagd’ op, uit de
verzen. De mens wordt op de wereld geworpen en is de speelbal van wetmatigheden
waar hij weinig vat op heeft. Toch wil hij, in de tijd en ruimte die hem
toebedeeld is, iets tot stand brengen en zijn eigen werkelijkheid ook zingevend
bepalen.
De
weg terug is ook achterom kijken om na te gaan hoe alles gelopen is, zoals Piet
Lombaerde de woorden van Yuval Harari citeert. Wie achterom kijkt en zich
vragen stelt over het ontstaan van de tijd, van de oerknal tot het heden, zoals
Stephen Hawking deed, die zal zich pas een beeld kunnen vormen van het hier en
nu, als hij enig (in)zicht krijgt op tijd en ruimte die ons omringen.
‘Eeuwige metamorfose.
Telkens weer hetzelfde
in andere vormen.
Ondoorgrondelijk vastgelegd
Onontkoombaar zonder regels.
Want ieder zijn eeuw, zijn era.
Ieder zijn plaats in de
tijd.
In de orde van het komen.
In de orde van het
gaan.
Geteld, genummerd, gewogen.’
Richard Foqué – de ‘gespiegelde
man’ -- maakt met deze bundel de balans op van wat het leven voor hem
betekent en betekend heeft. Hij doet dit met betrokkenheid en tegelijk met een
zekere fatalistische afstandelijkheid en sereniteit. Met een ietwat somber
getinte woordenschat tast hij naar de (afwezigheid van) de zin der dingen,
bewust van de begrenzing van ons begripsvermogen en tegelijk bezield met de
ontembare behoefte om orde in de chaos te scheppen.
Lopend langs de vloedlijn van de
jaren, blikt hij terug op de kinderjaren, op zijn dromen en verlangens: ‘Onbereikbaar
de verhalen / van de overkant / onmachtig daar te komen.’
In het tweede deel van de bundel
– de orde van het komen –beeldt hij de wereld af zoals hij zich aan hem
voordoet, in de landlijnen van zijn gedachten:
‘Als dan de maan rijst
in de kelk van een roos.
Hoor
Het geritsel in
het woud.
Fluisterend muzen,
vergeten en verloren.
Het is de aarde,
die leeft,
die haar
dienaars roept
voor vergeten rituelen.’
Met een optimistische noot en
het mooie gedicht ‘Getijden’ besluit deze bundel dat
‘De
weg terug / is de weg voorwaarts’:
‘Laat de eeuwigheid
versmelten
met het licht van de sterren
Zo het leven
vloeibaar maken,
Gegoten in de mallen van de tijd,
in
de orde van het komen,
in de orde van het gaan.’
Een poëzie die aanzet tot
nadenken en zodoende verdient om gelezen te worden.
Richard Foqué: De weg terug, P,
45 p. ISBN 9789464757217
deze pagina printen of opslaan